Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[CXLII]So haddijt mogen seggen, ke siet doch sietRefreyn
EEn Venus paesberdeken om cussen sachtich Ga naar eindvs. 1
Toonde mit met loeroogen een fier ghelaet. Ga naar eindvs. 2
Mi docht hair wesen was wat achtich Ga naar eindvs. 3
| |
[pagina 254]
| |
So datse mi ontstack een vierich brant,
5[regelnummer]
Die beuende minne creech ick te hant.
Bi haer sattic wat neer om couten;
So sotten codde die si ontbandt Ga naar eindvs. 7
Ga naar margenoot+ Mi dunct ick noyt des gelijcx en vant.
Die si so dubbel sprack onghesouten Ga naar eindvs. 9
10[regelnummer]
Doe peisdic: ho ho, hier verschiet ic mijn bouten
Sonder gheraken, dats cranck bediet.
Tvrouken sprack, connende wel couten:
Ghi sijt mijn liefken en sijdi niet,
So haddijt mogen seggen, ke siet doch siet.
15[regelnummer]
O here peysdic, sal anders niet wouteren. Ga naar eindvs. 15
Ic gaf haer ooc mijn couijnen te verstane Ga naar eindvs. 16
En alle mijn ledekens gingen mi touteren, Ga naar eindvs. 17
Doe leydic om cussen eens mondeken ane.
Si sey: beyt vrient, tis anders te gane,
20[regelnummer]
Doch soect anderen wech, ghi sijt misrocht,
Verdoolt, ontweecht, verre wter bane;
. . . . . . . . . . . . . . .
Doet handeken of, tvleesch is vercocht. Ga naar eindvs. 23
Ick ha gerne als blinde tvleeshuys besocht, Ga naar eindvs. 24
25[regelnummer]
Maer si schudde van achter haren piet
En sey: willecome, wat hebdi mi brocht;
Ghi sijt mijn liefken, en sijdi niet,
So haddijt mogen seggen, ke siet doch siet.
Si gaf mi sabellekers en queet haer scult Ga naar eindvs. 29
30[regelnummer]
Mi behaechde wel haer wesen fier.
Ga naar margenoot+ Si sey, twaer proper waert vergult, Ga naar eindvs. 31
Coopt mi ooc eenen ha ha barbier.
Ick sey ia ia, so gheeft hem tfier,
Troetelten wel eer hijt v verwijte,
35[regelnummer]
Ghi maect van mi den blauwen pier. Ga naar eindvs. 35
Som gaet wech som blijft hier,
Twee een blaw ooge en ick ga quijte. Ga naar eindvs. 36-37
Hout v enge baycupe, wacharmen tijte,
| |
[pagina 255]
| |
Te veele, wats v misschiet
40[regelnummer]
Ick schaems mi breeder dan een mijte, Ga naar eindvs. 40
Ghi sijt mijn liefken, en sijdi niet,
So haddijt mogen seggen, ke siet doch siet.
Prince
Dees geestkens ghecken en gabben,
Si spotten altoos hoement verbiet; Ga naar eindvs. 44
45[regelnummer]
Si seggen daer si met willen babben
Ghi sijt mijn liefken, en sijdi niet,
So haddijt mogen seggen, ke siet doch siet.
|
|