Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[LXXXIII]Al sidi ghebeten ghi sen sijt niet ghetenRefreyn
O Amoreus vrouken, als ic v aenscouwe
Traenkens van compassien bin ick v schinckende;
Och v hert mocht bersten mits groten rouwe,
Waerdi v selfs sondich leuen bedinckende.
5[regelnummer]
Voor god ende de werelt wordi stinckende,
Ga naar margenoot+ Verdoemt al lachende ter hellen sinckende;
V seluen, v vrienden, v magen bescaemdi,
Swart sidi van geeste al is dlichaem blinkende,
Meer gallen dan honichs in liefden drinckende,
10[regelnummer]
V seluen die maecht hiet een licht vrouken naemdi, Ga naar eindvs. 10
Alle vrouwen met uwer oneeren befaemdi. Ga naar eindvs. 11
Nochtan is ws raets, na dwoort der propheten,
Gods ontfermherticheyt ontfinc v, quaemdi;
Dies seg ic v tot trooste als ander poeten:
15[regelnummer]
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
| |
[pagina 155]
| |
Al sijdi in Asmodeus clauwen gheraect,
Al sijdi sviants net om sielen te vane,
Al sidi als Dijna van Sichem geschent ontscaect, Ga naar eindvs. 18
Al ligdi nv schandelic die plach te stane,
20[regelnummer]
Al hebdi Thamars cleet van oneeren ane, Ga naar eindvs. 20:
Al bestadi als Raab gasten tontfane, Ga naar eindvs. 21
Al sidi als Putiphars wijf op Ioseph verblint,
Al sidi bedrogen bi Ionadaps vermane, Ga naar eindvs. 23
Al sidi cloec als Iudith int heer te gane,
25[regelnummer]
Al sidi als Bersabea van Dauid bemint,
Al heeft Amon leyder de schone Tamar bekint:
Die docsuyn ws vals is, quaest is zijn vermeten. Ga naar eindvs. 27
Ga naar margenoot+ Maect dat ghi met magdalena Ihesus noch vint,
Siet noch toe, v scande blijft onuerweten:
30[regelnummer]
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
Spiegelt v aen Pelagiam, peysende Ga naar eindvs. 31
Daer si gechiert quam als een godinne
Dat Veronus die bisschop hem wert vereysende
Als hise ghemoete verscrict van sinne
35[regelnummer]
En riep: wee, mi seluen ic onweerdich kinne,
Want ic sulcken minne tot mijnen gewinne
Noyt tot god als tot deser werelt droech. Ga naar eindvs. 37
Merct al was Thais woest ende wilt van beginnen Ga naar eindvs. 38
En toende ooc haer eerloos quay liefde inne
40[regelnummer]
So datmen nacht en dach om hair vacht en sloech;
Merct Marien van egipten tis al genoech, Ga naar eindvs. 41
Merct Magdalenam ten voeten gods geseten;
| |
[pagina 156]
| |
Dooldi als si, bekeert v als si, tis noch vroech.
Thebben dusent sulker hem salich ghecreten:
45[regelnummer]
Al sidi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
Peyst ewich lijen comt na cort verblijen,
Peyst de doot doet alle amoruesheyt laten,
Peyst v liefs die v beminnen en vrijen
Sullen de scoonheyt ws lichaems haten,
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Peyst dat ghi tvoetvutsel sijt vander straten, Ga naar eindvs. 50
Peyst ioncheyt en sal v int oordel niet baten,
Peyst int getal der sonders sidi vanden meesten,
Peyst dat alle liefde smelt buten caritaten,
Peyst dat sotte maechdekens mit ydele vaten
55[regelnummer]
Gesloten worden wt der bruloft feesten,
Peyst Venus ende alle amoreuse gheesten
Worden int oordeel verdoemt, int vier gesmeten;
Keert omme roepic, noch leeft niet als beesten
Want al hebdi leyder v scaemtschoen versleten: Ga naar eindvs. 59
60[regelnummer]
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
Prince
Princesse waerdi, nv sidi cameriere,
Een schoon maecht, nv sidi vanden beroocten santen, Ga naar eindvs. 62
Met meyen gesopt; met netelen met vliere
Machmen v huys wel besteken tallen canten; Ga naar eindvs. 63-64
65[regelnummer]
Een gebroken potken, een vander vaganten, Ga naar eindvs. 65
Een versloonst roosken der verdroochder planten; Ga naar eindvs. 66
| |
[pagina 157]
| |
Tcroonken der maechdekens hebdi verloren nv,
Eerloos goeyloos moechdi gaen truwanten Ga naar eindvs. 68
In dootsonden hertbaerder dan diamanten.
70[regelnummer]
Wanhoopti, ghi moet in sonden versmoren nv.
Ga naar margenoot+ Den vogel is af, troeyken is te voren nv; Ga naar eindvs. 71
Leefden v ouders, thert waer hem ontspleten.
Och bidt genade ende ontuliet gods toren nv,
Noch muechdi boete der sacramenten eeten;
75[regelnummer]
Bi weldoen wert alle misdaet ghequeten:
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
[houtsnede] |
|