Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend
[pagina 107]
| |
Ga naar margenoot+ in gheenen daghen.
minne is een eeuel quaet om verdraghen,
het is een plaghe bouen alle plaghen
die niemant ontsiet,
10[regelnummer]
en ghi mijn liefste weerste behaghen,
die liefste die oyt mijn ooghen aensaghen,
en bemerket niet
om een woordeken dat met haeste is geschiet;
sidi daerom verbolghen, dat gheeft mi vry. Ga naar eindvs. 14
15[regelnummer]
ic bid v schoon troostken, merct mijn verdriet,
lief heb ic v misseyt, vergheuet mi.
Daert begrijp groot is, dair is die minne cleen, Ga naar eindvs. 17
exempel aen mannen en vrouwen gemeen
in tijden voorleden.
20[regelnummer]
Narcisius quam in groten ween
versmadende tghebruyck van vrouwen reen
diet al verbliden.
och wat moste die eedel Florencia lijden, Ga naar eindvs. 23
Estydes, Alexandra tallen tijden, Ga naar eindvs. 24
25[regelnummer]
alst swijn voor die honden most strijden
sonder confoort.
doch dese vrouwen en waren niet gestoort
Ga naar margenoot+ in gheenen woorden, ghemerct hoet si.
aldus lief, heb dy wat oneffens ghehoort,
30[regelnummer]
lief heb ic v misseyt, vergheuet mi.
| |
[pagina 108]
| |
Al was Amnon om Thamar verslegen, Ga naar eindvs. 31
hi heeft loon na werck vercreghen,
willet verstaen:
had hi sijn vyleynighe woorden gheswegen,
35[regelnummer]
Absolon tot alder boosheyt gheneghen Ga naar eindvs. 35
en haddes niet ghedaen.
al moste Iason die bitter doot ontfaen
die Medeam tyrannelijck was ontgaen, Ga naar eindvs. 38
hi verdiende dat.
40[regelnummer]
dies ghelijcken dede oock Lansloot waen Ga naar eindvs. 40
die Sandrinen ghinck spreken schimpelic aen,
segghende tfy, ic ben dijns sat.
dese vrouwen hebben doch cause ghehadt,
maer mijn misdaden en gheliken dair niet bi,
45[regelnummer]
tis min dan iock, verstaet doch dat,
lief heb ic v misseyt, verghevet mi.
Peyst dat die cracht van minnen
bedwinghen can alle menschelike sinnen
diet gaye slaet.
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Adam liet hem van Eua verwinnen,
Salomon van eender morinnen,
tis groten scha,
Sampson verloos sijn oogen door Dalida,
Hercules verbrande duer Dyanira
55[regelnummer]
in voorleden iaren,
Achilles wert doorschoten om Polexena
ghelijck Agamennon om Clemestra,
ende sijn qualic gheuaren.
| |
[pagina 109]
| |
ick ben veel crancker, lief dan si waren,
60[regelnummer]
redene, verstant laet comen in dy;
om een woordeken wilt niet gramschap baren,
lief hebbic v misseyt, vergheuet mi.
Ootmoedelic thoont v ghenadichede
als die schoonste Oriandra dede, Ga naar eindvs. 64
65[regelnummer]
oft Thisbe tot Pyramus,
ende als die schone Lucresia mede
haren lief Eurealus,
ende als Ebriana den ionghen Ionathus, Ga naar eindvs. 68
als Breseda den vromen Troylus
70[regelnummer]
in die eerste hitte,
Ga naar margenoot+ als Julia den amoreusen Protheus. Ga naar eindvs. 71
och lief, quijt v doch oock aldus
en peyst doch ditte,
waerwaert dat ic ga, sta, ligge oft sitte,
75[regelnummer]
mijn herte tot v roept, o lasen, o wy;
o wtuercoren beelde sonder smitte,
lief heb ic misseyt, vergheuet mi.
Princesse alder princessen meest,
als princesse princesselick gheest
80[regelnummer]
behoort te sijn ghenadich,
als princesse princesselijck keest Ga naar eindvs. 81
door v princesselijckheyt blust mijn tempeest,
al ben ick misdadich
dijn princesselicheyt si mi beradich.
| |
[pagina 110]
| |
ick bliue dijn princesselicheyt ghestadich Ga naar eindvs. 84
85[regelnummer]
tot in mijn doot.
weerde princesse en sijt mi niet versmadich,
ic bid v princesse, weest niet feldadich,
blust mijnen noot.
ic legghe mijn hooft in uwen schoot,
90[regelnummer]
princesse hebt doch compassie ghi,
tsi in wercken cleen oft groot,
lief heb ic v misseyt, vergheuet mi.
Ga naar margenoot+ [houtsnede] |
|