Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[XVIII] Refreyn
AL sie ic liefkens oogen te miwaerts blincken
die therte wincken in een eewich gedincken
van trooste, tdunct mi een eewige pijne.
al hoordic alle nachtegalen en vincken
5[regelnummer]
haer keelken clincken, die droefheyt mincken Ga naar eindvs. 5
in vruechden, mi teender medecine;
al sie ic damoreuse suete robijne
als rancken van wijne, om blijde tsijne
met Venus kinderkens danssen en springen,
10[regelnummer]
nochtans dolick in Venus woestijne.
tmisual is mijne, want in verdwijne Ga naar eindvs. 11/12
sal mi tderuen mijns liefs ten lesten bringhen.
natuere en willes niet ghehingen
want tvirich verlingen wil mi bedwingen Ga naar eindvs. 14
| |
[pagina 47]
| |
15[regelnummer]
altijt met amoreusen dinghen
in absencie van deser bloemen reene Ga naar eindvs. 16/17
Ga naar margenoot+ in absencie deser bloemen reene,
dus houdic tversuchten van haer te leene.
Dan claech ic tghebruycken der natueren Ga naar eindvs. 19
20[regelnummer]
vander liefster figueren schoon van statueren,
dies mi vruecht ghemengt is met regale. Ga naar eindvs. 21
haer minlic omhelsen tallen hueren,
haer vierich berueren doet mi besueren Ga naar eindvs. 23/24
tsmertelic grijf van Venus strale;
25[regelnummer]
haer rode mondeken ghelijc den corale,
haer suete tale doet altemale
mijn droefheyt verkeeren in vruecht terstont.
al maect mi die cuyssche smale
in Venus sale van alder quale
30[regelnummer]
bi confortacien therte ghesont
met haren roden mont, therte blijft duerwont
als die gheene die haer mijn vrientscap iont. Ga naar eindvs. 31/32
belast van minnen bliuic in weene,
dus houdic tversuchten van haer te leene.
35[regelnummer]
Mocht liefde gestadich sijn sonder ynde,
al dat oyt minde oft redene kinde
Ga naar margenoot+ soude hanteren alle melodie Ga naar eindvs. 37
ende ialoursheyt vervloghen ware metten winde
daer ic in vinde druck en allinde,
40[regelnummer]
cranck betrouwen, schimp en hatie, Ga naar eindvs. 40
want die vermaledide ialousie
die valt partije en coemt ten strije Ga naar eindvs. 42
teghen tbetrouwen mijns liefs ter noot, Ga naar eindvs. 43
als tgebruyc mijns liefs moet staen op dsije,
45[regelnummer]
tot besproken tije, hoe soudic sijn blije. Ga naar eindvs. 45
| |
[pagina 48]
| |
dat hakende deruen is mi een doot,
mijn vruecht versmelt int vier als loot,
mijn aenschijn wert rood van liefden groot,
diet auentuerlick slodt ontsloot
50[regelnummer]
mach mi verhueghen en anders gheene,
dus houdick tversuchten van haer te leene.
Princesse van minnen, dyn amoreusheyt
is een ioieusheyt
daert therte in vaten mach precieusheyt
55[regelnummer]
sonder Ialoursheyt groot oft cleene.
ghi verdrijft met uwer gracieusheyt
alle melodieusheyt. Ga naar eindvs. 57/58
melancoleusheyt maecti gheene
dus houdic tversuchten van haer te leene.
|
|