land. Dat is één kant van de medaille. Op de andere kant is enig zwak licht gevallen.
Dr. L. de Jong schrijft in De Bezetting nr. 5, pagina 41: ‘Wanneer de koningin weigerde haar handtekening onder bepaalde ministeriële besluiten te zetten, konden de ministers haar niet dwingen.’ Pagina 43: ‘Historisch is het zo geweest dat het op verscheidene van de beslissende momenten koningin Wilhelmina was, die persoonlijk bepaalde wat wél of niet gebeurde.’
Vermooten zegt: ‘Pas wanneer nu nog gesloten dossiers uit die jaren opengaan - dus pas over een jaar of veertig - zal de geschiedschrijver in staat zijn zich een billijk oordeel te vormen.’
Het is duidelijk, koningin Juliana heeft, voorzover men dat thans kan overzien, nog het best haar functie begrepen. Het toeval is ons gunstig gezind geweest.
De opvattingen van Juliana kunnen ons ermee verzoenen dat de ontwikkeling in de richting van een republikeinse staatsvorm geleidelijk en ongeforceerd kan verlopen. Maar toeval, noch vrouwelijke intuïtie mogen blijvende factoren zijn, die onze toekomstige staatsvorm bepalen. De risico's van de erfelijkheid zijn te groot.
De kroon moet boven elke discussie staan. Wanneer dat in feite niet meer het geval is, maar het vraagstuk desondanks met kunst- en vliegwerk uit het politieke en parlementaire leven wordt geweerd, dan onttrekt men op zeer aanvechtbare wijze een stuk wezenlijke problematiek aan de openbare mening. Wanneer men op die door het Oranjezonnetje beschenen weg verder gaat, dan blijft de Gouden Koets rijden in de geesten van hen die we eigenlijk - ook uit democratisch oogpunt - zouden willen confronteren met vragen die werkelijk beslissend zijn voor de toekomst van de gemeenschap. In die zin is handhaving van de monarchie een belemmering van de politieke bewustwording.
Het huwelijk van Beatrix en Claus en de daarop betrekking hebbende brief van Nederhorst zijn nu al de inzet geweest van een sluw politiek spel, waarin vurig beleden liefde voor het Koninklijk Huis een wapen moest zijn dat recht op de borst van de socialisten werd gericht. De Partij van de Arbeid moest zich nu voorlopig maar koest houden. ‘Er