- En jij, Joyce?
Ze zaten op het balkon. Straks zouden de siksijoeroe's vreselijk hard vertellen hoe laat het was.
Joyce stak een sigaret op. - Ik rook te veel, maar dat is niet belangrijk.
- Roken en drinken, dat doen jullie veel no, vroeg Wajono.
- Ach, dat hangt er van af. Andere mensen hebben andere gewoonten, lekkere dingen eten of bidden of zo. Een drankje, een sigaret, het is een gewoonte, het is gezellig, het is een houvast. Een paar drankjes en je voelt je een ander mens.
- Een Indiaan misschien, zei Wajono licht glimlachend.
- Een Indiaan misschien, knikte Joyce.
- Vertel over jezelf, zei Wajono.
- Tja... wie ben ik. Een Hollandse in Suriname en een Surinaamse in Holland.
- Waarom ben je hier gekomen?
- Omdat mijn vader Surinamer is, omdat het bloed spreekt, zei Joyce, half-spottend.
- Het bloed spreekt... herhaalde Wajono langzaam.
- Ach, het is geen probleem meer. Ik ben dáár geboren en opgegroeid, maar hier voel ik me thuis. En toch heb ik soms heimwee naar Holland. En toen ik terug was, in Holland, had ik heimwee naar Suriname. Ik ontmoette nationalisten in Nederland, mensen die altijd maar praten over Suriname en wat er in Suriname moet gebeuren. Surinamers. Maar als ze terug waren in Suriname, vergaten ze vaak wat ze hadden willen doen. Niet allemaal, natuurlijk, maar meer dan je denkt. Of ze gaan niet terug, al zijn ze afgestudeerd, al kunnen ze terug komen, als ze wilden komen. Maar ze komen niet. Holland betekent zekerheid, Suriname onzekerheid. Enfin, ik ben weer hier naar toe gekomen, al wist ik het eerst niet zeker of ik