- Kijk wat we geschoten hebben, wees Anton. Wajono heeft me een lesje gegeven.
- San! Ze glimlachte tegen Wajono. A boen! Met hoofden handgebaren probeerde ze haar bewondering duidelijk te maken.
- A boen, herhaalde Wajono met een lichte glimlach. De honden volgden hen op de voet. Anton had ze met strenge hand getraind.
- Heb je nog iets over hem ontdekt, vroeg Joyce aan Anton, toen ze het erf opliepen.
- Nee, we hebben in het bos niet gesproken.
Joyce maakte het ontbijt klaar: sardines met peper en ui, stukjes puntbrood (twee cent boter!), zwarte koffie.
- Moet je vandaag veel doen, kan ik helpen, vroeg ze na het eten aan Anton.
- No, ik ga een beetje achterop werken. Ga maar luieren of praat met Wajono.
Joyce trok een gezicht. - Ai, praten...
Joyce bekeek de bijl van Wajono. - Steen, zei ze.
Wajono stond bij de radio.
- Radio, zei Joyce. (En leg hem nu maar eens uit wat een radio is).
- Radio, herhaalde Wajono. Hij keek naar buiten. Al die vreemde dingen trokken hem aan, maar het was alsof zij de afstand tussen hem en zijn mensen groter maakten.
- Muziek. Joyce zong even mee.
- Dansen. Ze maakte enkele bewegingen en vond zichzelf opeens uitermate belachelijk.
Ik moet met de gemakkelijkste dingen beginnen, dacht ze. Er moet een lijn in zitten, al die dingen opsommen, heeft geen zin.
Een uur lang deden Joyce en Wajono een poging om elkaar via woorden te bereiken. Tenslotte leverde Joyce