delijk: ‘Ze willen ons vermoorden!’
‘Hoeihoeihoei!’ huilden alle honden op hoge, verontwaardigde toon.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Vijand nummer I.
‘Dat heeft Sis gezegd,’ zei Vijand nummer VI.
‘Wat heeft hij dan gezegd?’
‘Hij heeft gezegd...’ hijgde Vijand nummer VI nog na, van het hollen, ‘hij heeft gezegd, dat Witte Bom, Latje en Hatsjee een plan aan het maken zijn, om met ons af te rekenen.’
‘O ja,’ blafte Vijand nummer I. ‘O ja!!! Dat zouden ze wel willen. Dit is het einde. Dat zullen we ze betaald zetten. Tot nu toe hebben we met woorden gevochten, maar nu zullen we naar de wapens grijpen. Ik heb dit niet gewild, maar ze dwingen ons er toe. Ik heb altijd een bloedbad willen voorkomen, maar nu zal er bloed vloeien. Zo-waar ik Bruintje heet!’
Wisten jullie dat? Wisten jullie dat Vijand nummer I Bruintje heette? Nee, hè!
Witte Bom, Latje en Hatsjee weten ook niet, dat Vijand nummer I Bruintje heet. Ze hebben het zo druk met uitschelden en terug schelden en nieuwe scheldwoorden en beledigingen bedenken, dat ze helemaal niet zien dat de Vijanden honden zijn, net zoals zij. Honden, met net zulke gekke namen als zij.
Vijand nummer VI bijvoorbeeld heet Mollie. Natuurlijk, omdat ze zo lekker dik en mollig is.
En Vijand nummer III heet Panter. Natuurlijk, omdat hij op een zwarte panter lijkt.