Peter
1Als Dino geen leugenaar is, is hij in ieder geval een fantast.
2Van mij mag hij. Van mij mag hij mij van alles wijsmaken
3over Suriname.
4Op een dag zal ik er naar toe gaan. Maar dan moet hij eerst
5terug zijn... en voorlopig zit hij nog hier. En Nederland is
6niet te vergelijken met Suriname.
7‘Oké, Nederland is kleiner. Dat is waar, dat is een ver-8schil’, zei Dino.
9‘Maar wij hebben meer mensen!’ riep ik.
10‘Daarom wonen jullie zo beroerd, in kale, hoge flatgebou-11wen zonder tuinen’, zei hij.
12‘Kijk naar je eigen kale krotten. Jullie zijn armer. Dat vind
13ik zielig voor jullie, maar feiten zijn feiten.’
14‘Dat is jullie schuld. Jullie hebben ons uitgebuit’, beweer-15de Dino.
16‘Dat was vroeger. Dat geldt niet.’
17‘Alles geldt, want geld is alles.’
18En hij maar lachen. ‘Weetje hoeveel goud wij in Suriname
19hebben! Moet je mijn moeder horen vertellen over de
20vader van haar vader. Die had zoveel goud gevonden, dat
21hij zo rijk was, dat hij zijn zakken vol bankbiljetten had. En
22als hij een sigaar wilde roken, dan pakte hij bijvoorbeeld
23een briefje van duizend uit zijn zak.
24Je weet toch, dat je een goeie vlam nodig hebt voor een
25sigaar. Als je hem aansteekt, moet je trèkken en trèkken.
26Dus dan heb je niet genoeg aan één lucifer. Wat deed de
27vader van de vader van mijn moeder? Die stak die duizend
28gulden met één lucifer gewoon in brand. En zo maakte hij
29zijn sigaar aan! Gewoon met een flambouw van een briefje
30van duizend!’
31Dat is typisch Dino.
32‘Als Suriname zo fantastisch is, dan zou ik maar gauw
33teruggaan’, zei ik schamper.