Peter
1Ik had natuurlijk gelijk. Dino is gisteren met zijn vader
2meegeweest. Zijn vader moest naar de Vreemdelingenpo-3litie. Niets bijzonders.
4Mijn vader moet ook wel eens naar het een of andere
5kantoor. Als ik mee mag, krijg ik ook een heleboel.
6Dino heeft zich gisteren volgevreten aan patat-mét, omdat
7zijn vader zo lang moest wachten.
8Ik weet ook wel, dat je op kantoren vaak uren moet wach-9ten. Moet je mijn vader horen schelden op die ambtena-10ren.
11‘Peter’, zegt mijn vader dan, ‘Peter, ga jij maar iets lekkers
12kopen, terwijl ik wacht tot die luie werkluizen mij willen
13ontvangen.’
14‘Die mannen daar’, vertelde Dino, ‘zijn grof. Ze schelden
15je uit en ze bedreigen je.’
16Tegen mijn vader zijn ze ook niet zo aardig.
17‘Wat is jouw vader?’ vroeg Dino.
18‘Dat heb ik al verteld. Hij is werkloos.’
19Dino maakte een soort zoengeluid, wat hij altijd doet als hij
20ongeduldig of geïrriteerd is.
21‘Dat bedoel ik niet. Zeg me het verschil tussen jouw vader
22en mijn vader.’
23Ik wist niet waar hij op aanstuurde. ‘Volgens mij is jouw
24vader hetzelfde als mijn vader. Ook werkloos.’
25‘Misschien wel, misschien niet’, zei Dino geheimzinnig.
26Ik had zin om zonder hem weg te rijden.