Dino
1Dat is mijn vriend Peter, die weer moet weten hoeveel ik
2weet.
3Het is niet gemakkelijk om een Hollandse vriend te heb-4ben. Samen voetballen is geen probleem. Samen televisie
5kijken, samen naar school gaan en naar huis fietsen...
6Het gaat allemaal wel, totdat ik een verhaal vertel.
7Nooit kan die man Peter gewoon reageren. Nooit kan hij
8gewoon luisteren en lachen. Altijd moet hij vragen stellen
9of hij weet alles al.
10Neem bijvoorbeeld de Vreemdelingenpolitie.
11Vraag ik hem: ‘Peter Pan, ben jij wel eens bij de Vreemde-12lingenpolitie geweest?’
13Zegt hij: ‘Natuurlijk niet. Ik ben toch geen vreemde-14ling.’
15Hoe kun je aan zo iemand een verhaal vertellen?!
16Gaat hij mij ook nog vertellen, dat dit zus en dat zo is. Hij
17hoeft mij niet te zeggen, dat hij geen vreemdeling is. Wat
18kan het mij schelen, dat hij hiér geen vreemdeling is.