strenge politie,’ had oma Iris verteld. ‘In Nederland mag alles en daarom vind je zelden een telefoonboek in een telefooncel. Dat wordt weggehaald of verscheurd door vandalen. En je kunt er alleen maar met kaarten bellen, want geldautomaten worden leeggehaald voordat je het weet.’
‘Nederland lijkt me net zo erg als Suriname,’ had Martin gezegd.
‘Bijna. Maar een volgende keer zullen we het hebben over rechtszekerheid en persvrijheid, hier en daar.’
‘Ik weet heus wel dat hier meer recht en persvrijheid is.’
‘Allo, avec L'Indépendance.’
‘Allo, ik ben... je suis Martin Plaat en I have... ik heb groot nieuws, big news. Ik heb hem gevonden, de diamant, I have found the diamant The Hope of Suriname. Come direct to Boulevard de la Mer, nummer honderd, numéro cent, honderd, appartement 735, sept, trois, cinq.’
Hij hing de hoorn op. Dat zou een grote verrassing worden, daar aan de boulevard van de zee, nummer honderd.
Martin ging op weg naar het appartement van zijn grootmoeder. Al snel begon hij te rennen. Het poedeltje Poirot blafte en huppelde uitgelaten mee. Toen hij vlak bij het gebouw was, dook hij achter de heg die rondom de