Journalist Bécaud trommelde met drie vingers van zijn rechterhand op zijn notitieboekje. ‘Volgens ons gaat het hier om diefstal.’
Oom Michel stampte met zijn voet op de grond. ‘Dat bedoel ik nou, jullie zetten allerlei nonsens in de krant, jullie beschuldigen ons van alles en nog wat, jullie halen zelfs de politie erbij.’
Oma sprak hem streng toe: ‘Ik moest wel, ik wilde niet dat mijn kleinzoon gevaar liep. Daarom heb ik de politie gebeld.’
‘O, ik weet het,’ zei tante Nella. ‘Je bent gaan bellen, toen ik op de boot moest plassen.’
‘Ja, ik heb je naar het toilet begeleid, maar ik ben niet naast je gaan zitten, het was geen Dixiebar.’ Ze knipoogde naar Martin. ‘Ik heb zijn eigen toestel,’ wees zij naar oom Michel, ‘in zijn eigen hut gebruikt.’
Er werd op de deur gebonsd. Iedereen schrok ervan.
‘Tante,’ zei oom Michel verwijtend. ‘Dat had ik niet van u verwacht.’
‘Ik was bang voor Martin.’
‘Voor Martin? U denkt toch niet dat ik mijn eigen neefje iets zou aandoen.’ Het geklop op de deur was nu zo luid, dat hij geërgerd en met stemverheffing beval: ‘Ma, doe die deur open!’
Martins grootmoeder liep naar de deur. ‘Laat je moeder met rust,’ beet ze oom Michel toe.
Even later stonden er twee Franse politieagenten in de