krijgen en op te maken dan te investeren in eigen ontwikkeling,’ aldus een teleurgestelde Surinaamse ingenieur, die momenteel in Nederland een verzekeringsbedrijf leidt.
In de Franse krant stond een klein artikeltje over de opzienbarende diamantvondst in ‘Nederlands Guyana’.
‘In het buurland Frans-Guyana heeft tien jaar geleden een Frans-Canadees mijnbouwbedrijf een concessie verkregen. Langs de Marowijne-rivier aan de Franse kant wordt industriediamant gedolven. Zo'n grote vondst als in Suriname is exceptioneel.’
‘Meisje,’ zei oma Iris, ‘meisje, moest jij op Zanderij van Michel iets in je tas stoppen?’
‘Nu je het zegt! Hij gaf me een kartonnen doosje, dat ik in mijn tas heb gedaan. Later in Perpignan moest ik het teruggeven. Het was niets bijzonders, zo'n armoedig zwart-goudgeel gestreept doosje dat je bij sommige juweliers krijgt. Zijn manchetknopen zitten erin, of zoiets, dacht ik.’
‘Manchetknopen, m'n hoela. Je hebt hoogstwaarschijnlijk met een miljardendiamant op schoot gezeten. Weet je nog wat neef Frank-en-Vrij altijd zei, God hebbe zijn ziel.’
‘Dat wij een rijk land hebben,’ zei tante Nella. ‘Hij had er een studie van gemaakt, hij wist het zeker dat er van