de namen van de dorpen er in beide talen.’
‘Mijn hemel, als ze dat in Suriname doen, zijn de borden te klein. Er zouden wel vijftien verschillende namen op moeten. Kijk oma, daar!’
Een oud kasteel balanceerde op de rand van een diep ravijn. ‘Hoe is het toch mogelijk,’ zei oma Iris met een zucht van bewondering, ‘dat men dat eeuwen geleden al kon bouwen.’
‘Waarom staat het op zo'n gevaarlijke plaats?’
‘Dat is voor de veiligheid. Kasteelheren hadden vaak ruzie met andere kasteelheren. Daarom bouwden zij hun huis op zo'n rare plek. Aan de ene kant was het ravijn. De wanden waren te steil om ertegenop te klimmen. De kasteelheren hoefden alleen de voorkant van hun huis te verdedigen.’
‘Slim hoor,’ vond Martin.
Het werd drukker op de weg. Ze naderden Perpignan.
‘Is Perpignan groter dan Amsterdam?’
‘Nee hoor, het is een stadje, maar wel belangrijk. In de omgeving liggen alleen maar dorpen en badplaatsen. Daar zijn niet eens middelbare scholen. Die vind je in Perpignan. Daar is zelfs een universiteit.’
‘Ik ga later ook naar de universiteit, naar de Surinaamse universiteit.’
‘Heel goed, daar reken ik op. Let op, we moeten bij de volgende halte eruit.’
Martin en zijn grootmoeder stapten uit de bus. Ze