‘Koning. Evert Koning,’ zei Roi's vader.
Mevrouw Burleson veegde haar handen aan de doek af, voordat zij Roi's vader een hand gaf.
‘Dit is mijn zoon, Roi,’ zei Roi's vader.
Mevrouw Burleson lachte naar hem.
Meneer Burleson legde zijn vrouw uit, dat meneerdaar Zus Monsanto zocht en eigenlijk Mari Monsanto.
Wat klonk het ingewikkeld, zoals meneer Burleson het vertelde, dacht Roi. Zouden ze nu een adres horen of niet?
‘Je hebt haar adres toch op een papiertje geschreven,’ zei mevrouw Burleson tegen haar man.
‘Ik?’ vroeg meneer Burleson verbaasd.
‘Nee, wacht, ze heeft het achtergelaten op een papiertje. Voor als er nog post kwam. Of als iemand haar zocht. Heb je die brieven voor haar niet gebracht?’
‘Ik?’ zei meneer Burleson weer. ‘Ik dacht, dat jij dat zou doen.’
Roi voelde zijn hoop zinken.
Roi's vader greep in: ‘Zoudt u dat papiertje niet kunnen vinden?’
‘Zeker wel, zeker wel,’ zei meneer Burleson. ‘Als ik eens rustig nadenk, vind het cito-cito. Ik ga vanavond voor u zoeken.’
‘Kunt u me dan bellen?’ vroeg Roi's vader.