Vlug zocht Roi het op in zijn boekje van Amsterdam.
Teerketelsteeg... Teertuinen, Nieuwe... Teilingen... Teixeira de Mattosstraat... Telescoophof... Tellegenstraat... Hoe kon dat nou?
Snel zei hij het alfabet op: a-b-c-d-e-f-g-h-i... Na de e de f...
Dus na Teertuinen moest Tefelen komen!
Hij liep terug naar de huiskamer. ‘Pa, wat betekent amst zo?’
‘Amst zo? Amst zo? Dat betekent niets. Hoe kom je daaraan?’
‘Kijk dan, hier staat het,’ wees Roi in het telefoonboek aan.
‘Ben je weer bezig met je speurtocht!’ zegt zijn vader. ‘O, ik zie het al, dat is Amsterdam Zuidoost, dat is de Bijlmer. Maar ik wil niet, dat je daar naar toe gaat.’
‘Waarom niet?’
‘Daarom niet, Roi,’ bemoeide zijn moeder zich. ‘Het is er niet veilig. Allerlei ongure types hangen daar rond. Allemaal Rasta's. Ik ga daar ook niet alleen naar toe.’
‘Rasta's zijn niet onguur,’ protesteerde Roi. ‘U weet gewoon niets van ze af, daarom bent u tegen Rasta's-.’
‘Roi, mi boi,’ begon zijn vader, ‘een andere keer mag je voor mij een lezing over Rasta's houden,