Mijn droomhuis
(1971)–Thea Doelwijt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 80]
| |
[pagina 81]
| |
Met een droomhuis bedoel ik een huis waarin je droomt. Op een avond droomde ik, dat ik ineens veel geld had. Ik ging direkt naar een restaurant en ik kocht een bord rijst met kip, een fles whisky, een fles soft. Ik ging zitten en begon te eten. Toen ik klaar was met eten, dronk ik een glas whisky met soft erin. De andere halve fles soft dronk ik zonder whisky. Ik stond op en vertrok. Ik ging naar huis om te baden en naar de film te gaan. Thuis aangekomen, opende ik de deur en ging binnen. Ik sloot de deur weer. Ik ging me uitkleden en baden. Ik kleedde me aan, kamde mijn haar. Ik zette de deur op slot en ging naar de bioskoop. Daar aangekomen, kocht ik een kaart en ging naar binnen. Ik ging zitten. Ik had ook nog een paar pakken snoep gekocht om me wat bij te houden. Ik at een pak en de film begon. Een cowboy-film. Dat zou spannend zijn, dacht ik. Het was echt spannend en zo keek ik tot het laatste eind. Eindelijk was het afgelopen. Ik nam een taxi en ik betaalde er f. 1.50 voor. Hij bracht me naar huis, ik ging binnen, kleedde me uit, waste mijn voeten en ik ging slapen. Toen ik wakker werd, dacht ik dat het echt gebeurd was. En zo droomde ik, dat ik veel geld had. Rob
Ik lag in mijn bed en droomde, dat ik 23 bij 24 jaar oud was. Ik woonde in een heel eenvoudig huisje. Toen mijn trouwdag gekomen was, kwamen er veel mensen op bezoek. Maar ik had me vergist om zoveel mensen uit te nodigen. Want ik was vergeten, dat die planken van mijn huis niet goed waren. Ze waren rot van binnen. Maar toen die mensen gekomen waren, was het zo druk. Later stonden er zoveel mensen op die plank. Ik zei ze, dat ze op moesten passen, maar voordat ik klaar was met spreken, hoorde ik een geluid van prek. En daar was het. Mijn tante, die boven de 50 jaar oud was, zakte met die rotte plank naar beneden en ze brak een been. Later kwam mijn man de keuken in en vroeg wat er gebeurd was. Ik vertelde hem alles. Hij had me gewaarschuwd, dat ik niet in zo'n huis moest wonen, want die planken waren rot. Ik zei, dat we voorlopig | |
[pagina 82]
| |
hier zouden wonen en later een huis van Bruynzeel zouden bouwen. Ivy
Op een zaterdagmiddag zat ik in huis te denken wat ik later zal worden. Maar ik weet het zelf niet. Toen vroeg ik aan mijn vader wat ik later zal worden. Mijn vader zei tegen mij om verpleegster te worden. Maar toen dacht ik in mijzelf om eerst naar Nederland te gaan om te studeren. Maar toen dacht ik waar ik dat geld zal krijgen om naar Nederland te gaan. Ik vertelde het mijn vader. Toen antwoordde mijn vader, dat hij voor het geld zal zorgen. Ik bedankte vader en ging rustig zitten denken. Op een ogenblik kwam moeder binnen en vroeg wat er aan de hand was. Ik antwoordde niet, toen begon vader te vertellen. Moeder zei, dat vind ik heel goed dat ze naar Nederland gaat om te studeren. Maar toen dacht ik in mijzelf, dat ik zonder moeder niet kan leven. En ik vertelde het tegen moeder. Dat hoef je niet te denken, zei moeder, want ik leef nog, zei ze. En op 26 augustus ging ik weg. Met de K.L.M. Ik ben naar mijn zuster gegaan, die daar woont. Maar ze kon me niet herkennen en vroeg naar mijn naam. Want toen ze hier woonde, was ik nog 7 jaar. Maar nu ben ik 12 jaar. En ik stuurde een brief naar mijn ouders. Dat ik goed aangekomen ben. En ik vroeg ook hoe het met mijn zusje is. Maken jullie het goed? En mijn broer die in België is, ga ik ook schrijven. Dat ik in Nederland ben gekomen en dat ik voor 2 jaar hier ben. En ik ga een vriendin schrijven die in Suriname woont. Want anders gaat ze me niet kunnen schrijven hoe ze m'n adres niet weet. Toen die twee jaar al voorbij waren, moest ik weer naar Suriname. En ik ben met de K.L.M. gekomen. En ik ging naar mijn ouders. Toen ze me zagen, begonnen ze te huilen. En ik ging in Suriname voor verpleegster werken. En ik liet een huis bouwen. Sheila
O, ik moet me best doen om een nieuw huis te hebben. Ik heb m'n best gedaan. Ik heb examen gedaan van de hogere technische school. Ik heb m'n uitslag gehoord en ik ben ge- | |
[pagina 83]
| |
slaagd. O, wat was ik blij en m'n ouders ook. Toen ik een paar jaren lang werkte, heb ik goed geld gespaard. Op een dag was ik vrij en ik begon te tellen hoeveel geld ik gespaard had. Ik telde en telde en ik bleek f. 20060,- gespaard te hebben. Toen ik het aan m'n ouders vertelde, waren ze blij. Ik zei, dat we een huis moesten bouwen. Mijn ouders zeiden, ja, je zult het doen. Ik heb een huis laten bouwen van f. 15000,-. Er was nog over f. 5060,-. Ik laat voor f. 1000,- schilderen en voor de rest laat ik tafels, stoelen, bedden, radio en kleren voor allemaal kopen. We zijn de volgende week verhuisd en we hebben goed feest gevierd. We hadden ook kerk gehouden. Veel mensen waren er gekomen. En de andere maand ging ik weer naar het werk. Toen vroeg de baas, waar was je zolang gebleven. Ik heb hem alles verteld. We bleven in dat huis gelukkig, en allemaal. Radjinderpersad
Het was een snikhete middag. Eigenlijk verveelde ik me een beetje, m'n huiswerk was al in orde. Dus... ging ik een beetje lezen. Een mooi sprookjesboek, dat ik pas van de bibliotheek had geleend. O, kon het allemaal maar echt gebeuren. Ik zou wel weten wat ik moest vragen, als ik een wens mocht doen. Een mooi huis, een grote slee, reizen, mooie kleren, lekker eten. Maar... wat was dat? Hoorde ik geen geritsel daar? Plotseling stond vlak voor mij, zomaar, een klein feetje. Ze zei: ‘Hallo, ik ben Glinstervleugeltje, de toverfee.’ Vijf minuten stond ik als aan de grond genageld. ‘Eh... hallo, ik heet Köhne,’ stotterde ik. Ze kwam dichter naar mij toe en zei: ‘Wat zou jij graag willen?’ ‘Nou... ik weet het niet precies, hoor,’ stotterde ik. ‘Maar zou je dan graag een wens willen doen?’ vroeg ze met een fijn stemmetje. ‘Heel graag!’ riep ik uit. Ik nam haar in mijn hand en zo liepen we verder. ‘Maarre... ik weet niet, wat ik zo direkt zou willen,’ stotterde ik weer. ‘Wel, je mag twee dagen nadenken,’ sprak ze erg vriendelijk. Plotseling riep mijn moeder. Ik wou haar nog bedanken, maar ze was al weg. Toen ging ik maar naar binnen. Jammer eigenlijk, | |
[pagina 84]
| |
want ik zou het leuk vinden als ze bij me bleef. De hele avond dacht ik na over wat ik zou wensen. De volgende dag ook. Toen, die avond, kwam ik op het idee om een groot Bruynzeel-huis te wensen. Ik wou al rennen naar de tuin, maar nog juist bedacht ik me. Het was pas de eerste dag, morgen was de grote dag. Ik kon niet slapen van spanning en toch moest ik wachten. De volgende ochtend ging ik naar dezelfde boom waar ik haar ontmoet had. ‘Glinstervleugeltje, Glinstervleugeltje,’ riep ik opgetogen. Tjoep... daar stond ze voor me. ‘Ik weet het al,’ zong ik bijna, ‘een Bruynzeel-huis,’ riep ik van vreugde. Alsof ze het al wist, zei ze: ‘Zeker ook met een zwembad.’ ‘O, heel graag,’ riep ik weer. We zaten nog wat te babbelen en toen zei ze: ‘En noem de beschrijving nu maar.’ ‘Laten we beginnen met de vloer. Ik zou graag een parketvloer in de voorzaal. De keuken moet betegeld zijn. Als je binnenkomt, sta je in de hal, zodat je niet direkt kijk hebt op de voorzaal. Ik zou graag een kompleet meubelstel willen hebben. De gordijnen moeten overeenkomen met de meubels. En in de voorzaal een wandmeubel. Als je naar boven wilt, moeten we op een wenteltrap lopen, in de tuin moet er een bloemenperk zijn en vooraan een stel tuinmeubelen.’ Na een week of twee kwam Glinstervleugeltje mij halen. ‘Het huis staat op Rainville, Köhne,’ zei ze. ‘Mooier kon het niet,’ riep ik uit. We gingen naar het huis en toen we beneden hadden bekeken, gingen we naar boven. Toen we daar klaar waren, zouden we weer naar beneden gaan. Maar om de een of andere reden viel ik van de trap. ‘O, help, help!’ schreeuwde ik. ‘Wat is er met je,’ vroeg iemand. Ik sloeg mijn ogen op en zag mijn moeder. Toen begreep ik, dat het een droom was geweest, dus van dat Bruynzeel-huis kwam niets terecht. Köhne
Dan had ik gedroomd om naar andere landen te gaan wandelen, bijvoorbeeld Nederland, India, Pakistan en Brazilië. Toen ik klein was, droomde ik dat ik naar Nederland was gegaan om te zien hoe daar sneeuw valt.
| |
[pagina 85]
| |
Ik droomde dat we een Bruynzeel-woning hadden, die van boven opengemaakt kon worden en als het regende, kon het door een knopje weer dichtgemaakt worden. Doordat ik zo ondeugend was, klom ik van de trap op de kast en bereikte dat knopje. Toen het net hard regende, drukte ik op dat knopje en er kwam water in ons huis toen mijn moeder bezig was in de kamer. Zij stond op en vroeg wie zo vrijpostig was om op dat knopje te drukken. Toen merkte mijn moeder dat ik aan het knopje geweest was. Daarna zakte zij me van de kast en gaf me twee achter mijn rug. Toen het 's avonds was omstreeks twaalf uur kon ik niet meer slapen en ik stond op en ik ging weer bij dat knopje. Eerst merkte mijn moeder het niet en later merkte ze het en ze schreeuwde Erwin, Erwin en ik schrok wakker. Erwin
En mijn vader heeft een beeld laten maken van hem. En toen ze het beeld gemaakt hadden, plaatste mijn vader het voor het huis, precies bij de poort.
En gisteren droomde ik, dat ik naar Nederland zou vertrekken. Maar misschien word ik een dokter. En gistermiddag kwam er opeens een gedachte, dat ik met oom zou gaan reizen. En eergisteren droomde ik, dat ik gouverneur zou worden. En ik dacht dat ik een auto zou kopen. Toen droomde ik, dat ik een onderwijzer zal worden. En misschien word ik minister-president. Misschien word ik een hoofd van de school. En misschien word ik een politie-agent. Albert
Op een snikhete middag besloot ik in de tuin onder de manjaboom te gaan luieren. Wat was het toch warm, hadden we maar een zwembad in de tuin. Het huis van mijn dromen had ook een zwembad. Terwijl ik lag te fantaseren, zag ik plotseling een kaboutertje. Ik was eerst een beetje bang, want nooit had ik zo'n klein mannetje gezien, met een puntmuts en mooie klompjes. Hij heette Pimpertje en zou mijn droomhuis toveren. Het was voor mij alleen. Een mooi groot huis met een grote tuin. Mijn | |
[pagina 86]
| |
huis was op neuten en had een grote salon voor hoge gasten, en een huiskamer voor dagelijks gebruik. Daarnaast een eetzaal. Dan volgden een bar, een keuken en vier slaapkamers en twee studeerkamers. Daar zag ik nog een grote kamer waar zoveel speelgoederen waren. Overal stonden prachtige dure meubels. In de eetzaal stond een ijskast. Mijn salon en huiskamer hadden prachtige parketvloeren. De rest was alles van bruinhart. Toen ontdekte ik dat ik ook een grote tuin had. In de tuin inderdaad een groot zwembad. Veel hoge bomen en bloemen. Toen ik naar de hoogste boom keek, zag ik een prachtig klein huisje. Het zag er raar uit, omdat het ook een klein trapje had. Ik klom erop en nam een kijkje. Daar was een klein bedje, en een badkamer en een tafeltje. In een hoek was een klerenkast. Op het tafeltje zag ik een foto van kabouter Pimpertje. Ik vond het leuk en keerde terug naar de tuin. Daar zag ik een trap die naar boven liep. Ik liep erop en kwam in een grote danszaal terecht waar er ook veel muziek was. Ik zag toen twaalf kleine kaboutertjes muziek maken. Ik nam met één kaboutertje een dansje, daarna zaten wij een poosje in de salon. Pimpertje maakte het eten klaar en wij gingen gezamenlijk naar de eetzaal en aten ons buikje vol. Ik bedankte ze voor de muziek en alles, want ze zouden vertrekken. Toen werd ik plotseling wakker en zag dat ik had gedroomd. Stel je eens voor, dat mijn droom inderdaad wordt vervuld, dan ben ik vast en zeker de gelukkigste mens van de hele wereld. Joyce
Kabouters wonen het liefst in Bruynzeel-paddestoelen, gemaakt door de kabouter-bruynzeel-industrie. U zult zich afvragen hoe men aan de kabouter-bruynzeel-industrie komt. Nu was er eens een kabouterkoning Julius-Cesar, die woonde in een plastic paddestoel-kasteel. Hij was zo verdrietig, want plastic smelt zo snel. En gewone paddestoelen zijn alledaags, dus dat wou hij ook niet. Hij peinsde dag en nacht om een oplossing te vinden. Opeens herinnerde hij zich dat zijn oude vader voor hij stierf, een geheim in bewaring gegeven had. Hij dacht goed na. O ja, nu wist hij het weer. ‘In de familiekast,’ zei hij hardop. Hij sprong van zijn stoel af en ‘vloog’ naar de kast, opende het en daar lag het gouden kistje. | |
[pagina 87]
| |
Voorzichtig pakte hij het op en liep terug naar de kamer waar hij net vandaan kwam. Koning Julius-Cesar ging zitten en maakte het kistje open. Daar lag het kostbare plan, dat zijn vader niet kon voltooien. De inhoud van het plan: ALLERLIEFSTE Opvolger, gij zijt het die mijn plan zal kunnen voltooien. Gij moet de ‘Bomen’ naast de Colarikreek laten omkappen, de bast eraf halen en in plakken snijden. En daarna jouw paleis ermee laten bouwen en een kabouter-bruynzeel-industrie laten oprichten. Ik hoop, dat gij het voltooit. De koning riep meteen zijn vrouwtje, koningin Beauty-queen en zijn dochter Dolly-girl en liet hun de brief lezen. ‘Ooooo,’ riepen ze als uit één mond, ‘wat een prachtig plan.’ De volgende dag werden de onderdanen ingelicht en de bouw begon. Na een jaar woonde de koning dolgelukkig in een Bruynzeel-paddestoel-kasteel en in een land van alleen Bruynzeel-paddestoelen. Mona
Er was eens een heel koninkrijk houtluizen. Houtluizen zijn, zoals iedereen al weet, gevaarlijk op het gebied van hout. Dit houtluizen-koninkrijk overwon alle houten huizen en dacht zich de grote onoverwinnelijke. Maar, nu zou het anders blijken. De houtluizen hadden net een nieuwe overwinning behaald en trokken nu naar hun volgende slagveld. En dat volgende slagveld was... een Bruynzeelhuis! Zij begonnen aan de trap te knagen, maar het was onbegonnen werk, het hout was zo sterk en hard. Het Bruynzeel-huis is een onoverwinnelijke tegenstander en is tot nu toe niet door een houtluis overwonnen. De houtluizen begonnen dit ook te beseffen, maar gaven het toch niet op. Zij waren immers tot nu toe de onoverwinnelijken?! De koning was druk bezig een plan te bedenken en de houtluizen knaagden maar zonder succes door. Na enkele dagen knagen en doorzetten, gaven de houtluizen het op, het Bruynzeel-huis behaalde de overwinning. Hierom is het Bruynzeel-huis - bovenal de Angalampoe - mijn droomhuis. Kristine
| |
[pagina 88]
| |
Ik droomde dat ik een huis bouwde met wielen en ook met vleugels. Dat huis is fraai. Ik bouwde ook een vliegmachine. Ik zag de zon schijnen. De zon scheen in mijn oog. Ik zag dat ik een andere man doodschoot in zijn huis. Ik zag dat ik in de oorlog was. Ik ben in mijn droomhuis. Ik droomde op mijn bed. Ik droomde dat een vliegmachine op mijn droomhuis is gevallen. Toen zei ik tegen mijzelf: O, wat heerlijk, die vliegmachine is gevallen op mijn droomhuis. Maar het kostte me veel. Ik ga nu werken. Dan ontvang ik per maand vijfhonderdvijftig gulden. Dan ga ik sparen. Als ik veel geld gespaard heb, dan laat ik mijn mooie huis weer bouwen. Sylvi
Ik had gedroomd, dat ik met mijn vader ging jagen. We gingen jagen op herten, raven en konijnen, maar als mijn vader andere dieren ontmoette, zou hij ze ook schieten. Op de weg naar Afobaka zijn er alleen bauxiet-steentjes en als je op die weg gaat rijden, dan wordt je auto helemaal rood van het stof. Die dag had mijn vader een lekke band gekregen, alleen door die steentjes. Toen wij die band verwisseld hadden, mijn vader en ik, reden wij door. Op de plaats van bestemming aangekomen, dronken wij ieder een soft en toen trok mijn vader z'n patronen-belt aan en nam zijn geweer. En daarna maakten wij de auto dicht en gingen in het bos. Hoe wij in het bos kwamen, een meter of twintig voor ons, zat een konijn net een mope te eten. Toen hij ons zag rende hij weg, maar mijn vader schoot op hem en raakte het dier, hij was dood. We liepen en liepen steeds dieper het bos in. Toen kwamen we aan bij een grote zwamp. We hoorden knorren, mijn vader dacht, alweer een grote buit. En alles wat ik toch hier vertel, is een droom. Het waren bosvarkens. Toen die varkens steeds dichterbij kwamen, liet mijn vader ze langs lopen en schoot twee van de | |
[pagina 89]
| |
achterste en toen hadden we al genoeg en gingen wij weg. En toen wij weer bij de auto kwamen, waren we kletsnat, want het had geregend onderweg, en ook van die zwamp. We dronken weer een soft en aten wat koekjes en brood. En gingen toen weer naar huis. En in het bos hadden we nog mooie bloemen gevonden, maar toen ik wakker werd in mijn droom, begreep ik dat niets waar was. Eric
Het is rustig in het bos van het binnenland. Ergens zingt een vogeltje, en apen springen van tak op tak. Heel voorzichtig lopen Ronald en ik voor giftige slangen. Over twee dagen gaan we naar de stad. Wij popelen van ongeduld om mijn broer die voor de Bruynzeel werkt, terug te zien. Hoe zal het zijn in de stad? Eindelijk breekt de grote dag aan. Vol opwinding stappen we in de korjaal, die ons naar de stad zal brengen. Het is fijn op de rivier. De dierengeluiden klinken in het bos. Na aankomst ontvangt Imro ons hartelijk. Hij zoent ons op beide wangen, 's Avonds vertelt hij ons een heleboel over het stadsleven. De volgende dag laat hij ons de stad zien. Ik vind Paramaribo de mooiste stad van de wereld. Wij mogen ook met Imro naar het bos, wanneer hij hout moet omzagen. Hij noemt verschillende houtsoorten, zoals baboenhout, basralocus en meer van die geweldige namen. Ik zie geen verschil tussen dat hout. Hout blijft hout voor mij, maar Imro is zo knap. Met elektrische zaagmachines worden de bomen omgezaagd. Ronald kan zijn ogen niet geloven. Dan worden de boomstammen in het water gelaten en de stroom voert ze naar de firma Bruynzeel. Ook mogen we kennismaken met de direkteur van de firma. Wij zien hoe de boomstammen machinaal tot planken gezaagd worden, hoe triplex, multiplex, spaanplaten en vloeren gemaakt worden. Alles lijkt zo ingewikkeld. Wat zijn de mensen knap, hè? Dan laat Imro ons de prachtige huizen zien, die de Bruynzeel bouwt. Wat een mooie huizen. Neem b.v. de Luxe, groot en ruim. Ronald kan er urenlang naar kijken. En de Calypso en de Caribana? Ze lijken op paleizen. En de bungalow? Zo mooi en deftig met een bar. Kan je je voorstellen een bar, een echte bar... Patricia
| |
[pagina 90]
| |
Toen ik groot was geworden, werd ik een vroedvrouw. Ik droomde dat ik van Bruynzeel een huis had gehad. Maar ik zou niet alleen kunnen wonen, ik was bang dat ze me konden rossen, dus nam ik één van de nichtjes van m'n tante mee. -Maar m'n vriend kwam ook bij me, want ik zou met hem trouwen. -Het erf was groot, dus kon m'n kweekkind erop spelen. Ze moest met niemand spelen, anders zou ik haar rammelen. Ze deed het ook niet. Ik had speelgoederen voor haar gekocht. Ze riep me mama, maar ik was geen mama. Later kreeg ik een kind met m'n 25 jaar, een meisje. Ze kreeg een naam van haar vader. Ze heette Moniek. Ze werd één jaar, toen heb ik voor d'r gebust en ze heeft ook gedanst. Ria
Ik had een buitenboord en ging op naar de stad. Daar kwam ik te horen, dat iemand een land te koop aanbood. Ik zocht hem op en sloot het kontrakt. Nu had ik een aardig landje, waarop ik een mooi huis zou zetten. Maanden verstreken en mijn huis was allang klaar. Maar toen kwam ik plots te horen dat mijn moeder overleden was. Halsoverkop ging ik weer terug naar het binnenland. Met veel eerbied begroeven we haar. Daags daarna keerde ik terug naar de stad. Maar owee, ik kwam plots midden in schulden te zitten. Het eindigde goed, want ik werd net gewekt door mijn tante. Helemaal verdwaald keek ik in het rond. Toen pas zag ik, dat ik lag te dromen. Roël
Als ik een heer van drie-en-twintig jaar ben, wil ik niet meer bij mijn ouders wonen, want het zal te vervelend zijn. Daarom zei ik tegen mijn moeder: Moe, mag ik met mijn drie-en-twintigste jaar trouwen. Moeder vond het goed, daarom begon ik met mijn twintigste jaar te werken om geld te verdienen om mijn eigen huis te bouwen. Toen mijn vader het hoorde, zei hij: Je hebt niet eens een hoge beroep, dan wil je een huis bouwen. Ik zei toen tegen vader: Al heeft men een lage beroep, toch kan men verdienen. Ja, zei vader, je kan wel geld verdienen, maar hoeveel ga jij verdienen. | |
[pagina 91]
| |
Laat het dan maar, zei ik, je gaat het wel zien als het huis is gebouwd. Kikou
Ik droomde, dat ik van plan was om met mijn achttiende jaar bij Bruynzeel te gaan werken. Ik was achttien en het gelukte mij om bij Bruynzeel te werken. Ik was pas in dienst of ik zag een schip aankomen met verschillende houtsoorten. Ik zag mahonie, bruinhart enzovoort. Ik zag hoe zij triplex maakten en hout sneden. Het was prettig daar. Ik was al zes jaren in dienst en mocht nu al huizen bouwen. Ja, en wat ik zo goed vind, is dat ze goed betalen. En zo ging het door. Toen ik 25 jaar in dienst was, kreeg ik een zilveren medaille en nog veel meer. Toen ik 50 jaar oud was, nam ik pensioen. Maar ik vergat nooit, dat ik in mijn jeugd bij Bruynzeel werkte. En toen ik opstond, vroeg ik mezelf af, of het een droom was, of als het echt was. Ik holde de trap af en vertelde mijn moeder wat ik gedroomd had en allemaal lachten mij uit. Toen was het 8 uur en ik had geluk, want het was op een zaterdag, toen wij geen school hadden. Ik nam het eten en at het op en toen ik klaar was, moest ik boodschappen voor mijn moeder gaan doen. Toen ik terugkwam ging ik met mijn oom naar plantage en ving een moestaas en het beest fluit zo verschrikkelijk dat je je oren niet kan geloven. Ruben
Zaterdagmorgen was er een groot feest tussen een jongen en een meisje. En dat feestje gebeurde 's avonds. Om 9 uur begon de danseres. En toen de danseres begon, gaven de mensen een applaus. Toen begon de danseres te dansen. Een man schreeuwde zo hard dat de danseres niet kon beginnen. En toen begon de danseres weer een dans met een oude man. Toen de oude man klaar was met dansen, danste hij weer met een andere danseres. De mensen vroegen aan de danseres:‘Wil je met mij dansen?’ En de danseres zei: ‘Nee hoor.’ Toen de mensen naar een andere tent liepen, waren daar een man en een vrouw aan het dansen. De twee mensen dansten met elkaar. De mensen lachten de twee mensen zo hard uit, dat ze niet | |
[pagina 92]
| |
meer dansten. En de twee mensen gingen zo langzaam weg van die tent en gingen naar een tent op de straat. De mensen die in de tent zaten, vroegen: ‘Wat is gebeurd?’ De twee mensen zeiden: ‘De mensen hebben ons uitgelachen.’ En toen was het feestje klaar en de mensen gingen naar huis om te slapen. En de trouwpartij ging met de auto 's middags naar Longmay. De trouwpartij sliep in een mooi huis. De trouwpartij heeft een tas met geld. En 's avonds gingen ze op de vloer en telden het geld. De man zei: ‘Er is maar f. 1500,-.’ Het meisje zei: ‘Laten we morgen naar de vestiging gaan en 4 bedden kopen.’ En de jongen zei: ‘Okay, we gaan morgen om 10 uur.’ De twee mensen vertrokken naar de vestiging en bestelden 4 bedden. En pas om 5 uur bracht de winkel de bedden. De twee mensen gingen op één bed slapen. De twee mensen dachten dat ze een set bankstel wilden kopen. En de volgende dag gingen ze weer naar de vestiging. In de winkel zeiden ze: ‘Dat kost maar f. 300,-, maar je krijgt 20 procent korting, je moet betalen f. 260,-.’ De twee mensen betaalden f. 260,- en gingen naar huis. Om 12 uur bracht de winkel het bankstel. Toen was de trouwpartij klaar.
Op een dag ontmoette ik een vriendje van me onder een balkon zittend met een sigaar in de mond. Iets dat hij nooit gedurfd had. Hij heette Alwin. Ik vroeg hem beleefd, waarop hij stond te wachten. Hij antwoordde: ‘Ik had eens gehoord van mijn oom, dat elke elfjarige jongen, die 's morgens onder een winkel zat, iets goeds zou beleven.’ Alwin was toevallig elf jaar. Dus volgde hij de raad op. Nadat hij me dat antwoord gegeven had, verdween ik. De niet verlichte wegen werden spoedig al donker. Ik naderde mijn huis. Ik dacht bij mezelf, misschien is het takroesani. Diezelfde avond viel ik vroeg in slaap. Het geval van die morgen kwam onmiddellijk in mijn gedachten terecht. Het werd direkt een droom. Opeens zag ik Alwin wandelen met gedaanten om zich. Zo gingen ze verder. Opeens bevond ik me ook in het bos bij Alwin en de gedaanten. Naar het scheen, was ik niet welkom. Toen één van de gedaanten me bemerkte, stormde hij op me af. Ik probeerde naar achteren te rennen, maar struikelde over een houtluizennest en viel achterover. Opnieuw sprong hij op | |
[pagina 93]
| |
me af met zijn opengesperde bek en beet naar me. Op datzelfde moment schrok ik op. Moeder rende met een kom melk op me af en gaf me eerst de helft en daarna de andere helft, nadat ik was bijgekomen. Ik vertelde het hele geval en nooit meer droomde ik zo iets. Redon
Het was een heel spannende nacht, dat ik een droom had gedroomd. Mijn droomhuis ging over spoken. Ik lag diep te slapen en hoorde ver van mij een stem. Ik wist niet wie die stem was, maar ik hoorde een stem. Toen zag ik in mijn droom, dat 3 korte mannen binnenstapten, en ze hadden bij hen een kist vol met koperen centen. Toen hadden ze die op de grond gestrooid. Die avond werkte mijn vader in de keuken, want die volgende dag zouden we een klein feestje hebben. Terwijl mijn vader in de keuken was, zag hij die 3 mannen binnen. Hij keek weer, hij wist direkt dat deze mannen bakroes waren. En hij zei niets en liep op zijn tenen naar zijn kamer en hij wekte mijn moeder en zei: ‘Er zijn drie bakroes binnen’, en moeder schrok en zei: ‘Wat gaan we nu doen.’ En ze keek door een spleet en zei: ‘Ze zitten te roken en wat is daar op de vloer?’ En vader zei: ‘Dat zijn centen’ en moederzei: ‘Ik kan dat niet geloven.’ Moeder zei tegen vader, dat toen ze klein was, had ze wat van haar vader geleerd en ze zei het aan vader en ze deden dat. En voordat je denkt, pakten de bakroes hun dingens en liepen de deur uit. Toen ik 's morgens wakker werd, vertelde ik het mijn ouders en ze zeiden: Misschien ga ik een loterij winnen. De volgende ochtend waren we naar de markt gegaan om etenswaren te kopen. Ik herinnerde moeder en ze kocht een lot voor me en ook een krant direkt. En ik had een prijs gewonnen... Otlien
Ik zat op mijn stoel te denken wat ik later zal worden als ik groot word. Mijn moeder had gedroomd dat ik later een boekhoudster zal worden. Ik keek naar de televisie naar de sportwedstrijd Brazilië tegen Westduitsland. Ik had de televisie om twaalf uur midden in de nacht uitgemaakt en ging slapen. Ik sliep in mijn kamertje. Er kwam een engeltje en dat fluisterde in mijn oren dat ik later echt een boekhoudster zal worden. | |
[pagina 94]
| |
Ik werd door mijn moeder 's morgens gewekt, dat ik op school moest gaan. Toen ik de school naderde, zag ik een vriendin van mij aankomen. Ik zei tegen haar dat ik gedroomd had over de toekomst van mij. Maar toen ze nieuwsgierig vroeg wat ik gedroomd had, vertelde ik haar alles. En zij was het tegen de andere vriendinnen gaan vertellen, dat ik gedroomd had. Nu zeiden de vriendinnen dat ik gejokt had. Ze zeiden, misschien had je iemand horen praten en kwam je ons vertellen. Op een dagje zei de onderwijzer van mijn klas, dat hij van Radjkoemarie had gedroomd over haar toekomst. De kinderen vroegen wat u gedroomd had, mijnheer. Hij zei dat hij gedroomd had, dat ik voor boekhoudster ben geslaagd. Radjkoemarie |
|