Mijn droomhuis
(1971)–Thea Doelwijt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 40]
| |
[pagina 41]
| |
Het huis heeft twee trappen. Eén om naar boven te gaan en één om naar beneden te gaan...
Het achterbalkon is voor huismensen om naar beneden te gaan en het voorste balkon is voor mensen van buiten, dus geen huismensen.
Er zijn zoveel werkloze jonge mannen. Inplaats dat ze een werk gaan zoeken, zitten ze op hoeken van straten. Maar wij hebben het nu niet over deze jongens, wij hebben het op het ogenblik over Bruynzeel.
Kijk, Suriname is 5 x zo groot als Nederland, maar toch is Nederland dichter bevolkt dan Suriname. Waarom? Omdat zoveel mensen van Suriname naar Nederland gaan om er te werken, maar er is werk in Suriname genoeg.
Opeens schrik ik, want mijn tante heeft op mijn dij geslagen. Ze zegt: ‘Slaap goed, je zet je benen buiten de klamboe.’
Iedereen moet werken, want werken is de kunst. Want jong geluierd, oud een dief.
Wat zo vreemd voor mij is, is dat de rijke ouders met twee of drie kinderen in de kolossale woningen wonen en de arme mensen met zes of acht kinderen, die wonen in de huizen die meer op krotten lijken dan op huizen.
En ik ga mijn erf beschutten, zodat ik niet met anderen in kontakt zal komen, want dan gaat er altijd ruzie ontstaan tussen mensen en kinderen en ik verdraag geen geroddel. Dus zal het beter zijn er geen buren op na te houden.
Diana: In de keuken kan je de eettafel, de ijskast en het fornuis plaatsen, zodat moeder niet met de rijstpot hoeft te sjouwen naar de eettafel. -De mensen houden soms niet van houten woningen, maar ik wel, want je kan het huis dan iedere keer een andere kleur geven. -Van boven moet je ook naar beneden kunnen gaan. | |
[pagina 42]
| |
Daarvoor is een trap nodig, niet te steil maar het moet een beetje bochtig zijn, zodat als een baby erop wil klimmen of van boven naar beneden wil zakken, niet gemakkelijk kan vallen.
Parnita: Sommige mensen denken steeds aan geld. Mensen die arm zijn, kunnen dat niet doen, zoals de mensen met een ijskast, gasfornuis en televisie.
Otmar: Als je in een stenen huis woont, moet je zoveel mogelijk plastic dingen kopen, want als je een glas laat vallen, weg met hem.
Roebinem: Ik zou liever een voor- en een achtertrap willen hebben. Want als iemand mij van achteren roept, hoef ik niet speciaal van voren naar beneden en dan naar achteren te gaan.
Lloyd: Ik vertelde moeder alles wat ik gedroomd had. Ze zei: Je hebt een mooie droom gehad. Moeder vertelde het ook aan vader. Vanaf die dag kreeg ik de naam Dromedaris.
Toenradjie: Het huis was zo schoon en netjes, als je over de vloer liep, kietelde het onder je voeten...
Somarie: Wij wonen in een plat huis. En in dat huis hebben we vier kamers. Ik heb in dat huis twaalf kalenders gehangen.
Henna: De wijzers van de klok liepen heel snel over de cijfers heen. Het einde van de middag naderde snel en ook mijn fietstocht liep ten einde.
Bij zo iets ga je niet over ijs van één nacht...
Jonge, als je m'n huis ziet, ga je flauw vallen en die tigri winti van je krijgen!
Christa: Maar het mooiste was de parketvloer. Hij glom als een spiegel en was zo glad, dat toen ik erover probeerde te lopen, ik bijna mijn nek brak. Maar ik vond er wat op. Ik nam plaats op de vloer en schoof zo naar de volgende deur. Op de volgende vloer probeerde ik niet | |
[pagina 43]
| |
eens te lopen, want ik zeg altijd maar: ‘Mooie en gladde vloeren breken nekken.’
Lucia: Want zwemmen is eenmaal mijn hobby, maar toch kan ik niet zwemmen. Maar ach, dan zou ik het toch wel heel gauw kunnen leren, door elke dag te oefenen (oefening baart kunst).
Clarisse: Houdt u van thuis blijven? Natuurlijk niet, mannen en jongens houden van uitgaan, sporten, en sommigen die zitten als Zout op mensen. Ik ken geen enkele jongen op Moengo, die van zijn Huis houdt. Sommige meisjes wel, maar ze gaan teveel uit en zijn teveel op straat. Meisjes moeten thuis blijven om te werken, want als ze in latere jaren ook een huis gaan bezitten, moeten ze werken.
Siegfried: Toen iedereen wakker werd, vertelde ik mijn droom. Ze hebben me allemaal uitgelachen. Toen ik weer droomde, vertelde ik niemand. Voordat ze mij weer uitlachen.
De zinken platen moeten van aluminium zijn.
Chanderwatie: En als je toch een klein huis hebt, dan krijg je schande. Ze gaan zeggen, dat dit mens plant zoveel velden en kan niet eens een mooi huis bouwen. Wat een schande. En zo werd de zaak verspreid.
Hariepersad: Er zijn ook rijke mensen die veel kinderen hebben, en een klein huis. Maar ze willen in dat mooie huis niet wonen. En de arme mensen, ze willen in dat huis wonen, maar ze kunnen niet bouwen omdat ze geen geld ervoor hebben. Zo staat het in de wereld. Maar als de mensen elkaar helpen zouden, zouden ze allemaal mooie huizen hebben.
Percy: Sommige mensen, als ze gaan slapen, bidden ze en als ze gebeden hebben, gaan ze direkt slapen. En als je in bed ligt, mag je geen woord praten.
Glenn: Soms vind ik het eigenaardig. In Bruynzeel-huizen wonen er meestal Hollanders. En weet je waarom? Omdat ze geld hebben.
| |
[pagina 44]
| |
Ik ging in dat huis. Je voelde dat je in een huis was.
Op het erf laat ik nog een klein huisje bouwen, zodat de kinderen van mij erin ‘huisje’ kunnen spelen.
Ik woon in een huis, maar ik vind het niet zo mooi. Maar mijn vader wel. Ik kan geen verbetering aanbrengen, want ik ben niet de baas.
Sommige mensen zijn arm. Sommige mensen zijn rijk, dat ze niet aan anderen dachten, alleen aan zichzelve.
Mijn vader is een landbouwer en is al oud. 's Morgens gaat hij naar zijn werk en ontvangt per maand niet veel geld. Daarom kunnen wij geen goed huis bouwen.
En aan de radio luisteren we om 2 uur nieuws, van andere landen, hoe ze oorlog maken. |
|