Mijn droomhuis
(1971)–Thea Doelwijt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 36]
| |
[pagina 37]
| |
Anton: De huizen van Suriname zijn zeer slecht. Want het land Suriname is zo arm als Job.
Marcel: Sommige mensen gaan huizen huren, huizen met geen gerieven en op het erf staat een privaat. En wat het ergste is, als het regent dan stroomt er poepwater op het erf.
Safoera: In een klein huisje wonen ongeveer negen mensen. Er is geen ruime voorzaal, misschien is dat huis zelfs scheef, misschien ook geen toilet. Ze dieken een gat, dan zetten ze hun ontlasting erin.
Orsine: In Suriname zijn huizen zeer moeilijk te vinden. De regering bouwt huizen, maar wie ze willen, geven ze een huis. Soms loopt men jarenlang en toch vindt men niet eens een woning. Ze hebben huizen van f. 50 en f. 65, maar dat is te duur voor mensen die weinig verdienen.
Henk: De mensen moeten niet op straat slapen, maar sommigen slapen op straat. Daarom moeten er meer huizen gebouwd worden.
Carlos: Er zijn ook mensen die geen huis kunnen vinden, omdat ze teveel kinderen hebben.
Johan: En waar ik woon, heeft een planken deur. Als je hem openmaakt, valt hij. Maar als ik groter word, laat ik een deur maken van dik mikaglas en hout, je kent ze toch ook. Maar wat ik het ergst vind, is dat ons huis geen plafond heeft... En als er iets belangrijks langs gaat, kan ik niet kijken, want de anderen die groter zijn dan ik, gaan kijken. Dan moet ik maar op straat gaan kijken. Maar als ik groter word, dan laat ik een mooi groot balkon maken en niet twee ramen, maar meer dan twee.
Helga: In ons land is het moeilijk een huis te vinden. Daarom verhuizen sommige mensen van de hak naar de tak.
Ivy: Er is gebrek aan woonhuizen in ons land. Wanneer ik dat zo zeg, wil ik niet zeggen dat er geen huizen en percelen in ons land zijn. Er zijn wel huizen en percelen in ons land, maar | |
[pagina 38]
| |
niemand wil ietsje buiten de stad gaan wonen. Allemaal willen middenin de stad wonen om alles te zien wat er komt.
Yvonne: In het huis van mijn tante is er één slaapkamer waar twaalf kinderen slapen en notabene vader en moeder ook.
Op een middernacht toen wij allemaal sliepen, kwam er een hevige regenbui. Door de ramen kwam er water naar binnen. De vloer van het huis was onder water gelopen. Dat zagen we pas de volgende morgen, toen we wakker werden. Vaders hemd was in de plas gevallen. Hij was wel erg boos, omdat het zijn mooiste hemd was.
Wij hebben ook geen stoelen en tafel. Maar toch wonen we in het bos...
Sommige mensen hier hebben geen mooi en groot huis, omdat ze landbouwers zijn. Wij hier hebben het ook niet. In ons oud en bouwvallig huis kunnen we niet behoorlijk leren en ons huiswerk maken.
Nu woon ik in een oud huis. Andere huizen op het erf staan zelfs scheef. Maar de eigenares van dat erf wil er niets aan doen. Alleen... de huishuur moet op tijd betaald worden. Verder doet ze niets aan de huizen.
Ik en mijn neefje slapen op één bed, mijn beide broers slapen op één bed, mijn broertje op één bed met een neefje van me en mijn zusje slaapt op één bed. Allemaal op de zolder. Mijn moeder slaapt op een bed beneden.
Joyce: Waar ik woon, is het niet zo prettig. We betalen vijftig gulden huur per maand en het huis lekt ook nog erbij. Bijvoor-beeld als het regent, zit het huis vol met water. Ik zeg mijn moeder altijd: Laten wij verhuizen, is niet dit huis alleen, bestaat erin Paramaribo.
En er zijn ook erven, waar er heel veel huizen op het erf zijn. Teveel zelfs. En dan is er misschien één kraan, één badkamer, één W.C. Dan moet de ene wachten totdat de ander klaar is. | |
[pagina 39]
| |
Dan heeft de ene haast, hij kan niet wachten. En zo beginnen ze uit te schelden en te vechten. Maar wanneer ze uitschelden, schelden ze heel wat vieze termen uit en dat is geen goed voorbeeld voor de kinderen en ze worden ook zo, als ze groot zijn.
Maar wij arme landbouwers kunnen geen mooi huis bouwen. En als het regent, lekt het overal. En het huis wordt nattig. Liever ga ik onder een manjaboom staan. Onder een manjaboom word je niet gemakkelijk nat.
Het huis waarin mijn ouders, m'n zusjes en ik nu wonen, is veels te klein, want we slapen met z'n tienen in een kamer. Er is maar één klein vierkant hoekje, dat is de eetzaal en daar achterin heb je de keuken.
Mijn huis is te klein. We hebben alleen één bed. En op dat ene bed slapen 8 mensen. En soms slapen wij op de vloer. Wij koken met hout. En dat hout moeten wij in het bos zoeken.
Wij moeten in een sloot gaan baden. Het huis is zo klein, dat wij 's avonds ruzie in de kamer krijgen.
Het huis waarin ik nu woon, is niet mooi. Het erf is zo vies en modderig. De W.C. zit ook al onder water, het is niet goed voor de gezondheid. Dit is het ergste, twee kamers maar met een heel groot gezin...
Maar vaak zit mijn moeder ook te denken wanneer ze een huis zal laten bouwen. Zij vindt het ook niet prettig om in een klein huisje met ons allemaal te blijven. Zij wil een klerenkast kopen, maar er is geen plaats. En dressoir, maar daar is ook geen plaats voor.
Ronald: De verhuurders maken het beestachtig, want zo'n krot Wordt voor f. 20,- verhuurd. En misschien moet er een arme vrouw of man in wonen, die geen man of vrouw heeft en geen werk. Hoe moet zo iemand de huishuur betalen?
Het huis waarin ik woon, is te klein. We moeten in één kamer | |
[pagina 40]
| |
met negen mensen slapen. We hebben ook geen bed om te slapen. We slapen gewoon op de vloer.
Als de wind hard waait, dan begint ons huis een beetje te schudden. |
|