gere klassen - aan zijn trekken kan komen. Bovendien heb ik de verhalen zo gerangschikt, dat zichtbaar wordt op hoeveel verschillende literaire terreinen onze schrijvers zich bewegen.
Zoals ik al zei: er is veel meer. Er is in kranten, in bladen en in werkkamers geschreven. Daar waren bijvoorbeeld de literaire tijdschriften: ‘Tongoni’ (1958) dat evenals het latere ‘Moetete’ (1968) slechts twee nummers haalde, ‘Soela’ (1962-1964) dat zeven afleveringen in vijf nummers presenteerde.
Dat ik mij moest beperken, heb ik ook al gezegd. Er is echter één uitzondering, een volgens mij noodzakelijke uitbreiding: een selectie uit enkele manuscripten en wel om te laten zien dát ze er zijn. Er ligt nog veel in laden van bureaus, er is nog veel dat het publiceren waard is!
Vermeldenswaard is, dat het grootste deel van de werken, waaruit een fragment of kort verhaal in ‘Kri, kra!’ is opgenomen, door de schrijvers zelf - in eigen beheer - in Paramaribo is uitgegeven.
Bio- en bibliografische gegevens vindt men, meestal beknopt, in de inleidingen van de verschillende bijdragen.
Wenselijk is te komen tot een encyclopedie waarin gegevens over alle schrijvers van Suriname te vinden zijn. Een begin is reeds gemaakt in ‘Wortoe d'e tan abra’ (Paramaribo, Bureau Volkslectuur, 1970) en in ‘Het goud van Suriname’ (Paramaribo, Direktoraat Cultuur en Volksvorming, 1970).
Om allerlei verwarringen en misschien zelfs ergernis bij de lezers te voorkomen heb ik het proza grotendeels in één spelling neergezet. Het Nederlands volgens de ‘Woordenlijst van de Nederlandse taal’ ('s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, Martinus Nijhoff, 1954, herdruk januari 1956) en het ‘Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal’ van M.J. Koenen - J. Endepols (Groningen, Wolters-Noordhoff N.V., zesde oplage van de zesentwintigste druk, 1970).
Het Surinaams volgens de ‘Woordenlijst van het Sranan-tongo/Glossary of the Suriname Vernacular’ (Paramaribo, Bureau Volkslectuur, N.V. Varekamp & Co., 1961).
Ten slotte dit: ik heb slechts één toneelstukje kunnen opnemen, en dat is vooral bedoeld als stimulans voor een samen te stellen bloemlezing uit onze nog niet genoteerde toneelliteratuur.
Voor ‘Kri, kra!’ spreek ik de wens uit dat er op haar pad anjisa's