Indianen ratelden hun maraka, rookten sigaren en maakten contact met hun Dubbelgeest. Met de aanvoerders werd daarna de krijgslist besproken.
Toen de nacht kwam, leek het alsof het gehele dorp met de gasten in diepe rust was verzonken. De helft van de mannen sliep inderdaad. Maar de anderen waakten in de kampen die in de nok een schuilplaats, een zoldertje, hadden. In de wanden van de zolders hadden zij langwerpige kijkgaten gemaakt, zodat geen enkele vijand ongezien zou kunnen naderen.
De Tweevingerige Indianen kwamen die nacht als slangen. Zij kropen over de grond... Niemand kon ze horen, niemand kon ze zien! Maar vergis je niet: scherpe ogen volgden al hun bewegingen. En toen de ‘slangen’ dicht genoeg bij de kampen waren, werden zij vanuit de kijkgaten met een regen van pijlen begroet.
De Tweevingerige Indianen kregen niet eens de kans hun blaasroeren te gebruiken. Als hazen vluchtten zij weg, deze menseneters die als slangen waren gekomen.