Zijn moeder maakte verschillende toelala, bekoringsmiddelen, voor hem. Je had middelen om moed en vechtlust op te roepen en om recht te schieten. Je had ook drankjes om geduldig te worden, om een spoor te volgen, en om niet te verdwalen.
Met bepaalde toelala kon je dieren aantrekken: de tapir, de pingo, de pakira, de agoeti, het watervarken en nog vele andere dieren en ook vogels.
Maar voor Okojo was de tijger het belangrijkste dier en daarom was hij het meest geïnteresseerd in de tijger-toelala.
Toen hij ouder was, kweekte hij op een geheime plek in het bos de tajers, die hij voor de tijger-toelala nodig had. Daar had hij alles platgebrand en het lichaam van een aboma begraven. Alle toelala zijn namelijk afkomstig van de geest van de slang.
Na enige tijd waren er overal tajers ontsproten, die Okojo bemestte met de geest van de tijger, met vlees en bloed van een gedood dier.
Voor de tijger-toelala had je een heleboel nodig.