boven de oppervlakte uitstak. Voordat je hen in de gaten had, sprongen ze bovenop je, namen je gevangen en... aten je op!
Na een tijdje begon Okojo zich te vervelen. Hij liep naar zijn vader toe en vroeg zachtjes: ‘Moeten we niet terug? Je kunt al bijna de nacht zien.’ Mapajawari snurkte opeens zo hard, dat Okojo ervan schrok. Dan zal ik maar water gaan halen, dacht hij, zodat we later de anjoemara kunnen koken.
Hij liep terug naar de rivier en bukte zich om water te scheppen. Toen hij weer overeind kwam, zag hij plotseling een grote korjaal, die snel dichterbij kwam.
Okojo voelde, dat zijn hart sneller ging kloppen. Hij holde naar zijn vader. ‘Pa!’ riep hij, ‘pa, word wakker. Er komt een vreemde korjaal aan!’
Zijn vader draaide zich op zijn andere zij, maar hij werd niet wakker. Hij legde zijn hoofd in zijn arm en knorde iets, dat ‘laat me met rust’ moest betekenen.
Okojo bedacht zich niet langer. Twee tellen la-