| |
| |
| |
A.W. Marcus
Alexander Willem Marcus (1880-1953) was drukker van beroep. Hij was onder meer werkzaam bij drukkerij H.B. Heyde en later had hij zelf een kleine drukkerij in de Costerstraat.
Vermeldenswaard is dat ook zijn oudste broer, Joh. C. Marcus schreef, uitsluitend proza, beschouwingen die niet bijzonder leesbaar zijn in deze tijd. En dan was er nog een neef, O.C. Marcus, die ook al drukker was en boeken liet verschijnen (‘De Tijd’).
A.W. Marcus was een vroom man, actief in het verenigingsleven van de Hervormde kerk. Vele van zijn (vaak lange) gedichten ademen zijn Godsvrucht. Hij was ook wat men wel noemt een gelegenheidsdichter en voor zijn verzen gebruikte hij soms bekende melodieën.
Ook aktuele zaken hadden zijn belangstelling en dat hij niet heeft stilgezeten bewijst het aantal titels achterin zijn bundel ‘Schoone letteren - Dichtkundige Studiën’, H.B. Heyde, Paramaribo, 1928.
1905: Nieuwe Feestliederen - f. 0,10. |
1908: Surinaamsche Rijm- en Dichtwerken - f. 0,60. |
1909: De Bergrede (berijmd) - f. 0,50. |
1910: Woelingen gedurende het eerste halfjaar 1910 - f. 0,25 (uitverkocht). |
1913: Liederen voor het Gouden Emancipatiefeest - f. 0,10. |
1914: Politieke- en Levensherinneringen - f. 1, - (uitverkocht). |
1924: Gedachten in Gedichten - f. 1,-. |
1925: De Politieke Bril - f. 0,75. |
1927: De Emballagekwestie zonder einde - f. 0,25. |
| |
Dichtranken
Klinken in mijn kalm gemoed.
Brengen mij het eêlste goed.
Op des dichters kunstaltaar;
Geuren in de geest zo waar.
| |
| |
't Zijn de wondren der natuur.
Stof tot danken ieder uur.
Van verheven hoge ideeën.
Klem u niet aan 't laag beneên.
Letterkunst der schone taal.
Aan het rijk verkwikk'lijk maal.
(Uit ‘Schoone letteren’ - 1928)
| |
In de stilte
In de stilte woont de stilte,
Vindt zij zich in eenzaamheid;
In de stilte ruist de stilte,
Die tot stille denken leidt.
In de nacht- en ochtendstilte
Spreekt tot mij de hemelsfeer:
Zie uw God in Zijne werken,
Hij is van 't heelal de Heer.
In de stilte spreekt de stilte
Wat de drukte niet verstaat;
In de stilte roep ik stille
In mijn' raad'loosheid om raad.
| |
| |
In de stilte wordt geboren
Nieuwe kracht uit moedloosheid;
In de stilte wordt geronnen
Macht, te keren futloosheid.
In de stilte wordt geschapen
't Weldoen, 's harten vreugd;
In de stilte wordt genoten
In de stilte wordt de vreze
Voor het kwaadbedrijf gevoed;
't Is het strijdperk, daarna zoenoord
In de stilte wordt de boosheid
Des vergelding weggevaagd;
En het mens-zijn wordt gekoesterd,
Dat vergeving met zich draagt.
In de stilte wordt gemeten
Elke daad, hoe groot, hoe klein;
In de stilte wordt verrekend
Als de rekening moet zijn.
In de stilte wordt genoten
Wat soms nietig schijnt en laf;
In de stilte roept het harte:
‘Keer nu stil tot Hem, Die gaf.’
In de stilte wordt gefluisterd:
‘Ach, de zielenood is hoog’;
Maar de stilte noopt mij nevens:
In de stilte roept de ziele
Naar der wijsheid hoge raad.
't Is dezelfde milde stilte,
In de stilte vond ik vreugde
Waar geen stoff'lijkheid bij haalt,
Als de stilheid van de stilte
Met zijn stille glans me omstraalt.
| |
| |
In de stilte vindt het harte
Stof tot treffend zelfverwijt;
In de stilte vind 'k mijzelve:
Mens, gij doet niet als ge zijt.
In de stilte toets 'k mijn wezen,
Vind ik mij zoals ik ben.
Geef mij, Heer, de heil'ge stilte,
Dat 'k mijzelve beter ken.
(Uit: ‘Schoone letteren’ - 1928)
| |
Beschouwing van het heden
(1e couplet)
Hebt acht, o Surinames kindren,
Gods Woord keert nimmer ledig weer,
Geen mens kan hiervan iets vermindren,
De Heer waakt voor Zijn Woord en eer.
‘Ik ben de Heer, gij zult Mij achten,
Gij zult mij dienen als Uw God,
Ik straf in drie tot vier geslachten,
Die tegenstreven Mijn Gebod!’
Zo spreekt Hij nog in onze dagen,
Tot hen, die naar het ‘waarom’ vragen.
(Uit: ‘Gedenkboek aan de woelingen gedurende het 1e halfjaar 1910’)
| |
De andre kant
(1 couplet)
Plots'ling werd de roep vernomen
‘Olie uit de grond gekomen!’
Houdelet ging nu aan 't boren,
Monsters kwamen, zeer frappant;
Maar men moest, beteuterd, horen:
‘Dat ze zijn... van d'andre kant.’
(Uit: ‘Schoone letteren’ - 1928)
| |
| |
| |
Politieke coupletten
(1 couplet)
Bij 't koloniën-ministerie
smeert men ons steeds op het brood,
Dat wij arm zijn en armlastig
Dan bezorgt men ons commissies,
theorie, maar geen praktijk,
En als uitslag der commissie:
‘'t Volk is arm, maar 't land is rijk.’
(Uit: ‘Gedachten in gedichten’ - 1924)
| |
| |
|
|