Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht. Deel 6
(1846)–Johannes Jacobus Dodt– Auteursrechtvrij1625.In January de trompet alle dagen geblasen voor den prince ende de staten te dienen, onder den hartoch van Bolion tot korassiers te peerde in WtrechtGa naar voetnoot(1). Den 17. January over de 200 ruyters gemonstert, ende worden man voor man in den eedtGa naar margenoot+ genomen van Syne Excellentie den prince van Mansvelt, ende die gehou ende getrou te sijn, ende haer officieren onder hem te dienen. Den 27. January over de 100 ruyters voor vorstGa naar margenoot+ Christiaen wtgetrocken. Den 18. February is afgelesen, dat geene voorcoopers eenige botter, kaes, hoender, vogelenGa naar margenoot+ mogen opcoopen voor 11 uren, ende van Paessen tot Victoor niet voor 10 uren, op de boete van 10 gulden, ende de waeren daerby, ofte niet op te coopen onderwegen op straet, want de witte botter was gecomen op 7 stuvers ende meer, maer is nu op gesienGa naar voetnoot(2). Den I. Meert is de haver in schietschuiten gescheept, om nae 't leger te vaeren, die deGa naar margenoot+ staten van Wtrecht opgecocht hebben, namelijck 75 last, ende 5000 voeder hoy, dat in de sammeruese gevoert ende geladen worden, sijnde geworpen 25 dragers ende 14 matres tot de haver te meetenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 126]
| |
Ga naar margenoot+ Den 4. Meert een schoudt gesedt, genaemt den heere van DuckenborchGa naar voetnoot(1), ende eedtGa naar margenoot+ gedaen den 13. Meert. Desen dach 4 mael de banclock geluydt, de 2 reyse afgelesen, dat, wie aen de Mansveltse ruyters ten achteren waren, souden haer seedelen in geven binnen 24 uren. Desen dach alle de schepen gearresteert, op saterdach oock de stichtse wagens gemonstertGa naar margenoot+ op Vredenborch, 300. Den 25. Meert op vrydach 's middachs sijn 3 vendel borgers wtgetrocken, als: Roelandt Gerobulus na Doesborch, met een vendel borgers van Amersfoort, ende Dirck Jacobsen in de 3 Kranen, ende Gerrit Jansen in de 3 Koningen na Zutphen, ende gingen dese 3 vendel buyten Tolsteegpoort te scheep, seer blymoedich ende goetwillich. Ga naar margenoot+ Den 26. Meert de borgers van Amsterdam door Wtrecht gecomen met vliegende vendel, sterck 200 ende 40 mannen, na Bommel in garnisoen, hebbende een Oraenge vendelGa naar voetnoot(2).Ga naar margenoot+ Den 27. de cleppers ten 9 uren om moeten gaen ende de borgers met een heel vendelGa naar margenoot+ moeten waken. Den 28. Meert een half vendel op de Nue in de soldaten cortegaerde, om- | |
[pagina 127]
| |
dat de Mansfeltse ruyters soo moetwillich sijn, ende dat sonder vendel ende trommel te waeckenGa naar voetnoot(1). Den 6. April een generael biddach.Ga naar margenoot+ Den 8. April de banclock eens geluidt, de cussens weder ingenomen sonder afflesen.Ga naar margenoot+ Den 12. April, op dinsdach, een vendel borgers wtgetrocken, Gijsbert Petersen inGa naar margenoot+ Amersfoort, na Zutphen, de Wittevrouwenpoort wt, op 30 wagens rydende, ende hebben verlost Dirck Jacobsen, die op goede vrydach wederquamen den 15. April, ende van de heeren bedanckt op de Nue. Den 14. April de sackendragers 's nachtsGa naar voetnoot(2) moeten waken, omdat daer maer 4 vendelGa naar margenoot+ borgers in Wtrecht sijn, om de moetwil der Mansvelt ruyters, die de stadt seer dreygen, ende 's nachts seer moetwillich sijn, want sy en crygen geen geldt. Den 15. April weder afgelesen, wie daer aen ten achteren sijn, sullen 's nademiddachsGa naar margenoot+ ten 3 uren in de statencamer comen, met haer reeckeninge ende seedelen. Den 16. AprilGa naar margenoot+ Adam Jelissen Kauwenoven wtgetrocken na Zutphen, op paesavont, met schepen, Tolsteegpoort wt, met groote courage, sijnde het 5. vendel. Den 17. April 2 vanen Mans-Ga naar margenoot+ | |
[pagina 128]
| |
Ga naar margenoot+ velders wtgetrocken. Den 18. April op paesmaendach Jan Florissen wtgetrocken na Doesborch,Ga naar margenoot+ de Wittevrouwenpoort wt, op omtrent 30 wagens. Den 19. April noch 2 vanen Mansvelters wtgetrocken, ende sijn die nu samen qwijd wt die stadt. Desen dach den prins Maurits, alle dagen 3 uren, 6 dagen lanck, overluydtGa naar voetnoot(1). Ga naar margenoot+ Den 21. April op donderdach is Gerobulus de Wittevrouwenpoort incomen met deselveGa naar margenoot+ wagens. Den 22. April Gerrit Jansen's vendel Tolsteechpoort incomen met de voorgaende schepen op vrydach, sijnde 4 weecken wtgeweest desen dach, ende worden alle op de Nue wellecom geheeten van de borgermeesters ende den schout. In dese weke drie jongens dootgeschoten onverhuts, elck besonder, een met een roer, 2Ga naar margenoot+ met loopen proeven. Den 28. een vaen Engelsche ruyters ingecomen, oock menichte vanGa naar margenoot+ siecken ingebrocht wt 't leger. Den 2. dach May Philips Ram op het Outkerckhoff, wtgetrocken,Ga naar margenoot+ op maendach met 34 wagens na Zutphen. Den 5. May Gijsbert Petersen ingecomenGa naar margenoot+ met de wagens, op donderdach. Den 6. May op vrydach Anthony de Gooyer wtgetrocken, met wagens, de Witvrouwenpoort wt, sijnde het 8. vendel borgerye ende het 6. na Zutphen. Ga naar margenoot+ Den 7. Mey vier Bosser soldaten ingebrocht met 2 doode soldaten, die dadelijck nae de galch sijn gebracht, ende de levendige op Hasenberch gesedt, by Lambroeck gecregen sijnde,Ga naar margenoot+ ende gehangen. Den 8. May op sondach Willem Dircksen in de Weert wtgetrocken, doer die stadt na de Wittevrouwenpoort op wagens na Doesborch, sijnde het derde na DoesborchGa naar margenoot+ ende het 9. in de orde. Den 9. May op maendach Daem Jelissen wedergecomen met de wagens van Zutphen. Ga naar margenoot+ Den 10. May hebben die borgers van Gijsbert Petersen, door lootinck hem toegevallen met haer heel vendel, den cappetein Dorp, voor Breda gebleven sijnde, heerlijck op sijn soldaets begraven in de Buerkerck, met haer volle geweer, als iemant gedaen werde anno 1606 in September van de lijnmercktsvendel, begraven in de Janskerck. Desen dach de 2 doode Bossenaers van 't peerdevelt na Seyst gebrocht die van den 7. gehangenGa naar margenoot+ hadden. Den 11. May de 3 levendige Bossenaers opgehangen, ende 's nademiddachs buyten gebrocht, ende sijn hier geen Bosse soldaten gehangen sins 't jaer 1606 in October oock 4 gehangen. | |
[pagina 129]
| |
Den 11. May Jan Florissen weder gecomen op woensdach, met wagens, van Doeshorch,Ga naar margenoot+ hebben elck wtgeweest 3 weken 2 dagen. Den 12. May een vendel borgers van Amsterdam door Wtrecht comen, om d'ander teGa naar margenoot+ verlossen tot Bommel, hebbende oock een Orangevendel, ende 't wapen van Amsterdam in 't midden met 2 leeuwen. Den 18. May de ander weder doorgetrocken na huys.Ga naar margenoot+ Desen 18. May de trom geslagen, om een vendel soldaten aen te nemen, om den borger te verlossen, onder cappeteyn Hendr. Symense van Vollenhoven, in de Gulde Poort. Den 19. dito de trom geslagen onder cappeteyn Hendr. van Vreeswijck, van wegen de staten vanGa naar margenoot+ Wtrecht. Den 25. dese soldaten weder gecasseert. Desen dach Philips Ram weder gecomenGa naar margenoot+ van Zutphen, verlost van die borgers van Rheenen ende Wijck, met 75 man elck, met wagens gecomen op woensdach. Den 29. May Antony de Gooyer wedercomen op sondach,Ga naar margenoot+ verlost van Montfoort met 70 man, met wagens. Desen dach de Armynianen gestoort op 't Peterskerckhoff, den schout ende borgermeesters wt den Dom gehaelt onder predicatieGa naar voetnoot(1). Den 28. May de soldaten gecasseert sijnde, hebben elck 12 stuyvers aen gelt ontvangen, ende vrygestelt. Den 29. op sondach middach de trom weder geslagen, ende weder die 2 vendels opgerecht ende aengenomen. Den 1. Juny Hendrick Symonse gemonstert in de Witvrouwenkerck,Ga naar margenoot+ sterck omtrent 90 man, een wit vendel, daerin stont: lyber, ende reden op wagens na Doesborch, al muskettiers. Den 4. Juny op pingsteravont de Weerdenaers teGa naar margenoot+ huys comen van Doesborch, worden op de Nue bedanckt van de heeren der stadt Wtrecht, ende was het 9de vendel. Den 8. Juny een vendel soldaten van Amsterdam doorgetrocken,Ga naar margenoot+ | |
[pagina 130]
| |
Ga naar margenoot+ om haer borgers te verlossen tot Bommel. Den 9. Junij ons vendel getrocken na Zutphen.Ga naar margenoot+ Den 27. Juny 6 tuchtlingen wt 't tuchthuys gebrocken. Ga naar margenoot+ Den 28. de heeren staten ende borgermeesteren na den Haghe ende het leger getrocken, om prince Hendrick voor stadthouder aen te nemenGa naar voetnoot(1). Desen tijt Spaenschen Gerrit weder in de stadt ende Dom gaen wandelen, die 2 mael is gebannen geweest, eerst anno 1621, de 2de reyse 1624, den 9. Meert. Ga naar margenoot+ Den 5. July 2 stoute dieven gehangen op 't peerdevelt, 3 gegeeselt, daervan 2 gebrantmerckt.Ga naar margenoot+ Den 11. July Jan Booy Sellebroer in de Buerkerck in de kelder doot gestickt van den stancken in het gegraven, dat hy selver geopent hadde. Ga naar margenoot+ Den 15. ende 16. dito het garnisoen incomen, 't voet ende peerdevolck. Den 24. hebben de Engelschen weder in de Peterskerck geleert, ende in de Katryne sal de academie sijn.Ga naar margenoot+ Den 25. July opgetrocken: Ghysbert Peterssoon, Gerrit Janssen, Anthony de Gooyer, JohanGa naar margenoot+ Florissen. Den 26. July: Philips Ram, Dirck Jacobsen, Daniel Jelissen, Roelant Gerobulus.Ga naar margenoot+ Den 27. July Willem Dircksen in de Weert, door de stadt getrocken. Den 28. inGa naar margenoot+ Lauwenrecht opgetrocken. Desen dach Vreeswijck gecasseert. Den 29. Vollenhoven. DenGa naar margenoot+ 5. Augustus Mansfelt door Wtrecht getrocken met wagens ende geldt. Den 9. Augusty hetGa naar margenoot+ garnisoen gemonstert, 3 vanen ruyters ende 15 vendels voetvolck. Den 12. Mansfelt weder in Wtrecht geweest, doorgetrocken. Ga naar margenoot+ Den 16. Augusty een vrou van 3 soonen in de craam comen, in de Wittevrouwen steech, ende is doot met dese. Ga naar margenoot+ Den 23. vijftien vendels weder gemonstert, ende twee vanen Fransche ruyters, een EngelscheGa naar margenoot+ vaen ruyters. Den 28. Augusty Mansvelt weder door Wtrecht na boven. DenGa naar margenoot+ 25. September de soldaten weder met vendels gecomen. Den 28. September Tyman van Wee, ende Suylen gecomen. Ga naar margenoot+ Den 10. October Jan Florissen burgermeester ende Deuverden bleven. Ga naar margenoot+ Den 13. een placcaet afgelesen aengaende Licenten. Den 16 Hendrick Budt begraven. Ga naar margenoot+ Den 26. October een dieff gehangen. van 't hoff in de Katrynenkerck gebracht, aen de doctoren ende berbiers. Ga naar margenoot+ Den 30. October die Armynianen gestoort op het Janskerckhoff, tot de heer van der Horst. Ga naar margenoot+ Den eersten November het garnisoen gemonstert. In 't letste deser maent vele Armynianen gepant, ende dat goet in 't erffhuys gebracht, | |
[pagina 131]
| |
dat voor haer dueren geen gelt mocht gelden, want het niemant wilde copen van desen, ende is noch van de verstooringe op 't Peterskerckhoff in May. Den 13. December Ysaack Fredrick begraven in de Buerkerck, daer menichte van ArmynianenGa naar margenoot+ medegingen. | |
Op de wyse: Wtrecht ydoon.I.
Wtrecht in 't sticht sijt ghy gelegen,
U cloeckheydt en trouwe en dient niet verswegen;
Want goede wacht
En borgers eendracht,
By nacht en dagen,
Kan een stadt bewaren
Voor het beswaren
Des vyants aenslagen.
II.
Wtrecht u eer
Moet ick nu gaen vermonden:
Hoe ghy nu weer
In trouheydt sijt bevonden,
Die men u nam
Over eenyghe jaren,
Doen men seer gram
U met volck ginck beswaren.
Een leger voor de stadt
Dat broch men daer seer radt
Om u soo te bedwingen,
En smeeten u ter neer
Ga naar margenoot+ Met alle u geweer;
Het ware vreemde dingen
III.
Ga naar margenoot+ Casseerden u
8 vendelen te samen,
En maeckten nu
4 vendelen met namen,
Die trocken maer
Ga naar margenoot+ Op om schoon te braggeeren,
Eens alle jaer
In costelicken kleeren,
Maer waeckten met een wacht
By dagen ofte nacht
In den tijt van 8 jaren,
Ga naar margenoot+ Doen cregen sy quartier
Weder in 't stadhuis fier
's Nachts te mogen voortvaren.
IV.
Ga naar margenoot+ Daerna noch meer
Ginch men u oock toomen:
Zes vendels teer
Worden noch aengenoomen
By 't gernysoen,
Die in de stadt noch lagen.
De borger coen
Moste dit al verdragen,
Die sach men waecken saen
Al voor den Armyniaen,
't Is weert om te vertellen;
Ga naar margenoot+ Maer de prins, seer valyant,
Maeckte haest aen een kant
Al dees snoode gesellen.
| |
[pagina 132]
| |
In u vryheidt,
Die weder te beërven
Als was geseydt,
In religie te sterven.
Men leerdt u 't suiver woordt,
Daer quam van allen oordt
Ga naar margenoot+ Veel volcks om te hooren,
Ter predicatie stoudt;
Men sach seer menichfout
Van veele vruecht oorboren.
VI.
U magistraet
Sach men doe weer oprechten,
Met goeden raedt,
U vier schutterye slechten.
Ga naar margenoot+ Acht vendels vroom
Worden doen aengeschreven,
Seer wellecoom
Was 't den Prins aengegeven,
Die waken alle acht,
Ga naar margenoot+ Met buerten op de wacht;
Het stadhuis, Nue en poorten
Sijn u weer toevertrouwdt,
Door gelooff, ionck en oudt
En dat in alle soorten.
VII.
Hierop men sach,
U monsteren te samen
Met goet verdrach,
Ga naar margenoot+ Geroepen elck by namen,
Om recht bescheidt
Te weeten wie daer waren,
Elck was bereydt;
Men sach u straks vergaren,
En trock met goet accoordt.
Elck vendel in sijn oordt.
Men sach lustich vier geven,
En trock doen weer na huys,
Met een sterck gedruys,
Die acht vendels verheven.
VIII.
Dees vendels acht
Sach men, al sonder falen,
Met goet eendracht,
Den Prins lustich inhalen,
Buyten die stadt
Ga naar margenoot+ Togen hem te gemoete
Tot op het padt,
Daer sy hem heerlick groete,
Den tweeden Augusty
Quam door de burgery.
In 't jaer twintich gepresen
Geschiede dit seer goet,
Met eenen blyden moet,
Men sach het nooyt voor desen.
IX.
Noch meerder, siedt,
Moet ghy u selven wagen
In noodts verdriet
In dese quade dagen,
Voor 't vaderlant
Ga naar margenoot+ Noch eenen tocht te doene;
In trou bijstandt
Trecken in garnisoene,
Na Zutphen en Doesborgh.
Moet gy waken met sorch,
Bevryden de landpalen,
Ter eeren van den Prins
Begeert van u dees winsch
Wie sou dat cunnen smalen.
| |
[pagina 133]
| |
X.
Daarop zijdt gy
Seer lustich ut ghetooghen,
Lyber en vry,
U vendelen trotsch vloogen
Ga naar margenoot+ Ter poorten ut,
Met seer goede couragie.
Een groot geluydt
Van dese pelgrymatie
Sach men al in die stadt
Van wijff en kinders radt,
Om elck adieu te seggen.
Sy staken van het landt,
Reyckten maelkaer de handt,
't Was niet om te weerleggen.
XI.
In Meert.....
D'eerste drie vendels trocken
Stolsteech poort ut,
't Geschiede sonder jocken
Met pijp en trom,
Cruydt, loodt, en lonten branden,
Seer grooten roem,
De vendels in heur handen.
't Gheschiede met verstandt,
Al voor dat vaderlandt,
By Goods woort te bewaren,
Tot spijt van den vyandt
Sulck eendracht in ons landt,
Dat mogen wy verclaren.
XII.
Nu kan men sien trouheydt
Der borger daden,
Die veele lien
Met valsheydt gingen smaden,
Dat sy sochten
Ga naar margenoot+ Den vyant in te halen,
En niet en dochten;
Maer als verkeerden dwaelen
Haer lasterden onrecht.
Sy als getrouwe knecht
Bleven gedult in 't lijden,
En wachten met pazient
Dat alle haer ellend'
Keeren soud' tot verblijden.
XIII.
..... was daer
Noch 3 vendels marseerden
Een voor 2 jaer,
De ander weeder keerden;
Met blijdschap groodt
Sach men se weer incoomen,
En geenen noodt
En hadden sy vernomen.
De vrouwen waren bly,
Sy cregen aen haer sy
Die mans met vreuchde weder.
Sy quamen na de stadt
Met trom en vendels radt
Van boven tot beneder.
XIV.
Nu heeren schoon
Wilt doch ons borgers geven
Des wijsheyds loon,
Daerom sy wagen 't leven,
Tot allen tijdt.
Oock goeden cappeteynen,
Ende die met vlijdt
Oock gehoorsaem sijn reyne,
| |
[pagina 134]
| |
Op dat de borger....
Voorgestaen wordt in recht,
Door wijsheydt cloeck van raden,
Soo dat wy, met verstandt,
U dienen als een hant
In alle hare daden.
XV.
Nu sy gelooft te sijn,
In ander steden,
Elck voor haer hooft
Daer te waecken met vreden;
Laet haer weerom
In Utrecht, hare steden,
Met vendeltrom,
Oock soo optrecken meede,
Opdat de borger wacht
Niet en worde veracht
In stede ofte landen.
Sy sullen u met naem
Oock wesen gehoorsaem,
Tot spijt van ons vyanden.
XVI.
In de maand May
Weder drie vendels vloghen;
De leste bey
Sijn oock doen utgetoghen,
Met schip en schuyt,
Stolsteech en Wittevrouwen
Vol wagens ut,
Daer veel op ryden souwen.
Een vendel van de Weerdt
Dat worde meed' begeerdt,
Met die lesten te trecken.
Sy en hebben niet gefaelt,
Daer in oock eer behaeldt,
Sonder daermeedt te gecken.
|
|