Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht. Deel 5
(1846)–Johannes Jacobus Dodt– AuteursrechtvrijXXXI.Alsoe wy onderschreven verstaen hebben, dat Gillis van Ledenberch, secretaris vande heeren staten 's lants van Utrecht, by eenigen geblasmeert wordt, vandat hy van yder ritmeester ende cappiteyn, staende op de repartitie vande voornoempde heeren staten van Utrecht, hier te voren alle maent ontfangen soude hebben, ende noch alle maent ontfangen | ||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||
soude eenen rosennobel; soe is 't, dat wy by desen verclaren ende attesteren voor de gerechte waerheyt, dat onse respective ritmeesters ende cappiteyns, noch wy, van haeren wegen noch ons wetens yemants anders sulx den voornoemden Ledenberch noyt gepresenteert ende hy oock noyt begeert, veel min ontfangen heeft. Ende want men schuldich is der waerheyt getuygenisse te geven, soe hebben wy desen met onse handen seer geerne onderteyckent; presenterende 't selve verder, daer 't begeert sal worden, gestant te doen. Actum t'Utrecht, den 9. May, 1600 ende thien.
|
|