Geertje lacht en kijkt even uit over het ijs. Ze ziet de kinderen en mensen niet, alleen het ijs en de helderblauwe lucht en daar tussenin ziet ze zichzelf zweven, met zilveren schaatsen aan de voeten. Ze gaat vlugger dan de meeuwen, regelrecht de lucht in, al hoger en hoger. Ze hoef t er niets voor te doen, het gaat helemaal vanzelf en ze hoort haar eigen stem duidelijk zingen: ‘Er ruist langs de wolken.’
Maar plotseling tuimelt ze uit de hemel omlaag en ze staat weer in de koepel, bij al die vrolijke mensen. Vader schudt haar even aan de arm: ‘Heeft moeder dat mooie foudraal al gezien, waar de schaatsen in horen?’
Dat is waar ook! Geertje zou het helemaal vergeten, dat mooie etui van rood leer! Waar is het zo gauw gebleven? Zoekend kijkt ze om zich heen en dan ziet ze John bij het andere raam, met het foudraal in de hand. Hij bekijkt het nauwkeurig aan alle kanten, van binnen en van buiten. Dan kijkt hij op en kijkt Geertje aan. Zij steekt haar hand al uit naar het foudraal, maar John geeft het niet direct.
‘Dat ding komt ook uit Birmingham,’ zegt hij lachend. ‘Net als ik! Het komt bij Thomas Higgs vandaan. Kijk maar, hier staat het!’
Samen spellen ze de gouden letters. John zacht voor zichzelf, en Geertje langzaam en hardop.
Thomas Higgs - Birmingham
Helder klinkt haar stemmetje door de koepel: ‘Thomas Higgs! Thomas Higgs, wat een grappige naam! Vader, Thomas Higgs heeft het... O, vader, wat is er?’
Iedereen kijkt verschrikt naar vader Brinker, die met zijn handen aan het hoofd met grote stappen door de koepel heen en weer loopt.
‘Thomas Higgs!’ roept hij luid. ‘Thomas Higgs!’
Dan blijft hij plotseling vlak voor John staan en schudt hem opgewonden bij een schouder heen en weer.
‘Thomas Higgs! Dat zei je toch, hè jongen! Jaja, Thomas Higgs!’ Hij neemt weer een paar grote passen en blijft dan voor mevrouw