‘Fijn, dat we nog niet tegen elkaar hoeven,’ zegt Geertje, terwijl ze staat te springen van plezier. ‘Want dat zou moeilijk gaan!’
Antje lacht vrolijk. ‘Ik val toch dadelijk uit!’ zegt ze, want ze weet maar al te goed dat de meeste meisjes vlugger rijden dan zij. Maar daar geeft zij niet om. Ze vindt het heerlijk om te schaatsen, ook al komt ze misschien wat achteraan.
‘Pas op!’ roept ze plotseling, terwijl ze Geertje een por in haar rug geeft. ‘Daar gaan de eersten!’
En ja hoor, meester telt al: ‘Een, twee, drie!’ Daar stuiven Trijntje en Sientje vooruit. Jongens, jongens, die zetten er meteen de vaart in. Ze rijden allebei even hard. Kijk toch eens, kijk toch eens!
‘Vooruit, Sientje, vooruit!’
‘Toe dan Trijntje, toe dan toch!’
Ha, nu is Sientje voor, niet meer dan een schaatslengte! Vooruit Trijn, laat dat niet op je zitten, meid. Kom, gooi er nog een schepje op. Jongens, jongens, dat is rijden!
Ze zijn nu op de helft van de baan gekomen en Sientje blijft nog steeds een eindje voor. Toe dan toch, Trijntje, kun je haar nu niet inhalen? Houd je goed, Sien, houd je goed. Je haalt het wel, jij wordt de eerste! Nog een meter of dertig, twintig, tien. Zie je wel, Sien gaat het winnen, dat is zo zeker als iets. Nog een meter of vijf en nog steeds is Trijntje achter. Een klein, klein stukje maar. ‘Houd je goed, Sien!’
‘Nog even, Trijn!’
Maar wat doet ze nu? Goed zo, goed zo, prachtig gedaan! Daar vliegt Trijntje Sientje plotseling voorbij, juist toen die dacht de eerste te zullen worden. Nee, Trijntje is nu voor en blijft voor! Trijntje heeft het gewonnen en Sientje valt uit.
‘Hoera, voor Trijntje! Keurig gedaan!’
Dominee en koopman Bakker staan aan het einde van de baan en kloppen de meisjes lachend op de schouder.
Na Sientje en Trijntje volgen nog negen paren en het gejoel en gejuich is niet van de lucht. Wat rijden die meisjes allemaal best, de een nog beter dan de ander. Nu staan de tien winnaressen vro-