Neel haar zolang gegeven heeft. Tegenover haar zit Hannes. Zijn gezicht staat blij, want ze gaan naar vader toe.
Langzaam gaat het door het witte land. Achter hen ligt nu het dorp, waar de mensen de hoofden bij elkaar steken.
‘Weet je het al? Heb je het al gehoord? Die vreemde dame is weer geweest en ze heeft vrouw Brinker en de kinderen meegenomen! Ze stapten in de ar en zijn weggereden. O, het is vast misgegaan. Die arme vrouw, die arme kinderen! Dat komt van al die nieuwigheid met die geleerde heren. En nu is Brinker dood! Jaja, hij is gestorven van verdriet, daar helemaal alleen in de stad!’ Zo praten ze en ze schudden hun hoofd, Aal en Geurtje, Bet, Krelis en veel andere mannen en vrouwen in Broek. Ze hebben het er druk mee, op deze mooie Kerstdag en ze lopen van de een naar de ander.
Maar in de ar zitten vier gelukkige mensen.
‘Het is allemaal bijzonder goed gegaan,’ zegt mevrouw Ten Kate. ‘Dokter Boekman is heel tevreden en daarom ben ik jullie komen halen. Nog voor Nieuwe Jaar zal Brinker thuis zijn en hij wordt weer sterk en gezond, zoals voor het ongeluk!’
Moeder veegt even langs de ogen. Haar mond trilt.
‘Hoe kunnen we u en de dokter ooit genoeg bedanken?’ zegt ze zacht.
Mevrouw maakt een afwerend gebaar met haar hand.
‘Daar praten we niet meer over,’ antwoordt ze. ‘Armoe moet er zijn evenals rijkdom. Maar wie veel heeft, zal ook veel geven. Bovendien,’ en hierbij glimlacht mevrouw naar Hannes, ‘wat heeft Hannes niet allemaal voor ons gedaan? Ik ben blij zo'n flinke, dappere jongen ontmoet te hebben. En zo denkt dokter Boekman er ook over!’
In gedachten staart mevrouw nu voor zich uit, naar de meeuwen die over het land zweven. Omhoog, omlaag, omhoog. Helder klinkt hun gekrijs door de lucht. Maar mevrouw Ten Kate hoort of ziet hier weinig van. Zij ziet een grote, statige man voor zich met een ernstig gezicht. Dat die man veel verdriet heeft, is duidelijk te zien. Hij is hun grote vriend, al jarenlang, die goede knappe dokter Boekman! Ach, hoe graag zouden zijn vrienden dat ver-