Nog eens: het ongeluk van vader Brinker!
Als een lopend vuurtje is het door het dorp gegaan.
‘Heb je het al gehoord? Weet je het al? De dokter, die vreemde uit Amsterdam, is bij Neel binnen geweest en daarna, ja het is heus waar, is hij de dijk op gegaan met die mevrouw van de ar. Ja en toen zijn ze niet direct naar Amsterdam doorgereden, nee, ze zijn bij Brinker geweest. Wie het niet geloven wil, die gaat het maar vragen. Maar waar is het, dat is zeker!’
Was het weer een meeuw, die dat nieuwtje zo gauw overbracht? Of was het een schaatsenrijder, die toevallig langs kwam? Ach, nieuwtjes gaan altijd zo snel door de wereld en zeker in zo'n klein dorpje als Broek!
‘Weet je het al? Heb je het al gehoord? Ik zal het je eens gauw vertellen!’
De buurvrouwen van Neel, de bakker, de smid, Aaltje en Bet, iedereen weet het nieuws al in een ommezien. Dus ook Geertje en Hannes.
Zij vertellen het echter niet verder, maar maken hun werk af, zo vlug als ze kunnen en dan gaat het in vliegende vaart over het ijs naar huis. Geertje op de slee en Hannes op de schaats.
‘Vlug Geert, geef mij het touw! Ik zal je wel trekken! Links, rechts, links, rechts, hoe eerder we er zijn, hoe beter!’
Vlug gaat het zo, samen. Daar is de boerderij van Pronk al. Ant staat op de dijk en roept hun iets toe. Maar ze luisteren niet en zwaaien alleen terug.
Daar zien ze het dak van hun huisje al en moeder, die vol ongeduld naar hen staat uit te kijken.
De schaatsen af en met de slee de dijk op.
‘Daar zijn we moeder! O, vertel ons toch eens gauw!’
Vlug gaan ze het huisje binnen.
Wat heeft moeder Brinker te vertellen?
Ze zitten nu alle drie bij de tafel, waar de aardappels in de pan