geholpen tot het donker begon te worden. Toen kwam Antje. Die goeie Ant!
‘Mag Geertje mee, Neel?’ vroeg ze vriendelijk. Neel had het dadelijk goed gevonden.
‘Ik red het nu verder wel alleen!’ zei ze. En toen was Geertje gauw met haar sleetje achter Antje aangegaan. Maar op de vaart was Ant blijven staan.
‘Mag ik nu eens sleeën?’ vroeg ze en bond meteen haar schaatsen af.
‘Jij op mijn schaatsen en ik op jouw slee?’ Meer zei ze niet. Die goeie Ant toch. Zij had allang gemerkt dat Geertje uit haar schaatsen was gegroeid. Maar ze zei er niets over. Ze deed net of ze voor haar plezier haar schaatsen afbond. En daar zwierde die kleine, vlugge Geert al over het ijs. Ze had het gevoel of ze zweefde.
Nu Geertje eraan terugdenkt, krijgt ze weer datzelfde gevoel. Heerlijk is het toch om zo te rijden! Misschien mag het morgen weer. Als ze zelf nog schaatsen had, dan reed ze alle dagen. Van 's morgens vroeg tot's avonds laat. Natuurlijk, niet de hele dag. Vrouw Bakker en Bet zouden dan gaan mopperen, en Neel zeker ook. Maar telkens zo eens even een baantje. En dan natuurlijk als ze naar het dorp ging, en weer terug naar huis. Hè, als ze toch zelf eens een paar schaatsen had! Mooi hoefden ze niet te zijn, maar wel sterk en met scherpe ijzers. Maar schaatsen kosten geld, en geld, nee, dat hebben ze niet ... niet meer... Als die schat niet gestolen was... Maar is die schat eigenlijk wel gestolen? Wie heeft dat gezegd? Wie weet dat zeker? Misschien, misschien is die schat toch nog wel ergens in een verborgen hoekje te vinden.
Geertjes breinaalden gaan hoe langer hoe langzamer. Ze vergeet helemaal dat ze niet zo mag zitten dromen. Dat vergeet ze altijd als ze aan de schat denkt. Dan ziet ze ineens weer van alles voor zich. Zou Hannes er ook zo vaak aan denken? En moeder? Die breit dan maar heel rustig door. Ze merkt zeker niet dat Geertje weer eens zit te dromen. Ja toch, nu kijkt ze op en knikt Geertje glimlachend toe.