je. Ze hebben het erg druk allebei, want wie heeft er nu geen trek in wat warms of in een stevig stuk koek? Op een comfoor staat een grote kan met anijsmelk. Neel schenkt de ene kom na de andere vol. Geertje deelt uit. Het is lekker om telkens je handen even aan die kommen te verwarmen, en ook om heel even de pittige geur van de melk op te snuiven! Straks krijgt ze ook een kom vol heeft Neel beloofd, en een lange reep taai!
Kijk, daar gaat meester met de juffrouw. Wat ziet zij er deftig uit en wat zwieren ze samen mooi! Even vergeet Geertje haar klanten, om het zwierende paar vol bewondering na te kijken. Maar dan komt daar de dominee. Heel alleen, met zijn handen op de rug. Voor het tentje staat hij stil.
‘Welja Neel,’ zegt hij, ‘schenk mij maar eens in. En van Geertje krijg ik zeker wel een stuk koek? Tsjonge-jonge, wat een drukte!’
Even blijft hij daar staan, met zijn handen om de kom. Voorzichtig blaast hij en drinkt telkens met kleine slokjes. Dan geeft hij de kom weer aan Geertje en steekt de koek in zijn zak.
‘Neel schenkt toch altijd maar beste melk!’ prijst hij, terwijl hij wat geld in een bakje laat rollen. Daar rijdt hij weer heen, de vaart op, met de handen op z'n rug. En Neel schenkt maar en Geertje deelt rond. Dat gaat zo de hele middag. De klanten rijden af en aan. Bekenden uit Broek en Monnikendam. Uit Zuiderwoude, uit Zunderdorp. Overal komen ze vandaan. Ook vreemden uit de stad. Geertje kijkt haar ogen uit.
Eindelijk begint het wat rustiger te worden. Wie ver woont, gaat op huis aan. Wie in de buurt woont, blijft nog wat rijden. Daar komen Trijntje en Kees Bakker, en daar is Antje ook. Met z'n drieën zwieren ze over het ijs. Kees in het midden. Het is een mooi gezicht. Nu komen ze op het tentje af. Lachend blijven ze staan. Nee, ze komen niets kopen. Maar gaat Geertje soms een eindje mee?
‘Welja,’ zegt Neel. ‘Ga jij nu maar m'n kind! Dat zal je goed doen!’
Geertje schudt het hoofd. Nee, ze zal maar niet meegaan! Ze draait zich om, met haar rug naar die drie vrolijke schaatsenrijders.