op de pleinen der openbaarheid te worden neergezet. Hem trekken juist de variaties in het menschelijke aan en hij schept dat menschelijke om tot zijn droom: ‘Je crois en Dieu, puisque je vous aime’. Menschelijk, al te menschelijk.
‘Liszt, romantische jaren van een pianist’, bij Leiter Nijpels te Maastricht verschenen, verleden najaar, is mijn eerste boek, ondanks het feit, dat ik er voor dien reeds een achttal had gepubliceerd. Maar het was langen tijd ongeschreven en alleen gedroomd gebleven, ik had er veel aan gedacht, er veel aan gefantaseerd en ik wilde het langen tijd niet noteeren uit vrees van het te verliezen. In 1927 begon ik er toch aan. Het ontstond en marge van een ander boek, dat ik voor een serie biographieën van musici schreef, een biographie van Liszt. Maar het boek, dat ik schrijven wilde was een roman van Liszt.
Het is dan ook geschreven volgens de methoden van den romancier. Een criticus heeft de opmerking gemaakt, dat in een groot deel van mijn boek Liszt zelf zoek was. Maar waar de biograaf zich vooral een beeld van de figuur zoekt te reconstrueeren door de faits et gestes, de feitelijkheden van deze figuur, volgt de romancier verschillende methoden, naar de geaardheid van de persoonlijkheid, die hij beschrijft. Mij leek juist naar zijn geaardheid de figuur van Liszt het best levend te maken door een soort coulissen- en figuren-spel met en rondom hem. De levendigste kleuren geven aan een persoonlijkheid van Liszt juist de zijlichten die op zijn persoonlijkheid vallen, zijn tijd, zijn vrienden, zelfs zijn afwezigheid. Een gesprek uit een bepaald milieu, zelfs al handelt dit gesprek nergens over Liszt is typeerender vaak voor het leven van de figuur dan zijn eigen woorden; en het beeld in anderer oogen is soms treffender juist dan wat zich op de feitelijkheden steunt, die door documenten verdedigd en verantwoord kunnen worden. Zelfs met de uitvoerigste documentatie bereikt men geen ‘leven’. Het document, waar ik het een enkele maal te pas bracht, vervult in het geheel