is en de glimlach van zijn ironie om zooveel drukte voor niets ontgaat ons gelukkig veelal.
En nu zou ik u nogal van mijn toekomsptlannen vertellen! Hecht u er nog aan, lezer, nu u weet hoe het is gegaan met de toekomstplannen die ik ééns, lang geleden, had? Het beste ontspringt meestal uit het toeval en dit te weten maakt afkeerig van het berekenen van den weg. En ook, in dat eerste jonge enthousiasme vindt men alles de moeite waard, iedere gedachte, iedere gebeurtenis, elk half ontkiemd gevoel. Later beseft men hoe weinig er van dit alles eigenlijk maar belangrijk is en dit besef komt niet alleen voort uit het ‘der dingen zat zijn’. De geest is gerijpt, het oog zoekt verdere horizonnen, het verlangen wiekt uit naar gebieden, wijder dan het kleine waar elken dag de voeten gaan.
Bij een normale ontwikkeling van mensch en wereld brengt dit geen bezwaren mee. Integendeel. Niet alleen de geest is gerijpt, maar ook het vermogen tot uitbeelden is grooter geworden; voor de ruimere visie, de omvattender wereldaanschouwing, de stoutere conceptie vindt het gemakkelijker den juisten vorm.
Maar in den betrekkelijk korten tijd waarin ik den weg van jeugd-enthousiasme tot de bezadigdheid der eerste grijze haren aflegde, hebben de dingen zich ontwikkeld op een wijze en in een tempo, waarop niemand verdacht is geweest en waarop het innerlijk en uiterlijk leven van de generatie, waartoe ik behoor, niet was ingesteld. Een oorlog en een vrede met hun ingrijpende, omwentelende gevolgen, een snel voortschrijdende techniek, een ingewikkeld samenstel van elkaar beïnvloedende factoren hebben het aanzien der wereld gewijzigd, zoozeer, dat het voor wie zich het bestaan van een kwart eeuw geleden voor den geest haalt, wel een nieuwe wereld lijkt.
Met deze revolutionaire ontwikkeling van de samenleving kon de innerlijke ontwikkeling van hen, die nu ‘van middelbaren leeftijd’ zijn, geen gelijken tred houden. Het is