uit, brengt hem breed getrokken tot even voor de neus en zegt met een teleurgesteld gezicht ‘Jetzt ist 's vorüber.’
Afgeschminkt is Cavalini een heer, hij heeft traditie, wil in perfectie ‘paljas’ en op en top ‘cavaliere’ zijn, naar 't uur het eischt. Alles doet hij met aandacht; achter zijn spiegelscherf, op een wankele kruk gezeten, ontschminkt hij zich met de bekoorlijke pietluttigheid van een schoonheidsmassage-bedrijvende dame. Dan worden kalm de clowns jas en broek uitgetrokken. In een gespannen grauwzijden onderbroek, met teerblauwe sokophouders als kniegespen, staat de oude Italiaan zelf-welgevallig op de donkere aarde en de opbouw-arbeid begint. Blauw costuum met witte streepen, de slobkousen om de kleine voeten, de fonkelende diamant van de ‘contessa Blanche Iwanowna Dworsok’ op de roode das en hij gaat de rest van 't programma eens aanzien. Hij is zijn eigen ‘Sèvres’-pop. En toch hoor ik hem steunen en zijn borst fluitend piepen, wanneer ik met hem wandel en het me niet gelukt iets van zijn collega's te vernemen, omdat hij telkens over zichzelf begint te spreken. ‘Ducan, Fratellini, Whimsical Walker, Antonet, Little Tit, Chocolat, gezien. Goed, buitengewoon goed. Maestro Cavalini maakt niemand af.... Maar toen ik in Napels werkte, hebben mijn landgenooten me op de handen gedragen. Oh, la là, la là, nostro Cavalini. Nostro onore....’ Hij lachte, greep zich in de zijden. ‘Niente, amico niente....’ En we wandelden verder. Maar heel vriendschappelijk schoof de oude arm onder de mijne.’ ‘Och kom, Cavalini, die overleeft ons allemaal, Jo. Voor die hoef je niet bang te zijn,’ zegt Else de kattendresseuse, wanneer ik haar met bezorgdheid vertel dat ik geloof dat Cavalini ziek is en er uit trots niet voor durft uit te komen.’ ‘Der olle Faust hat einen Vertrag mit dem Teufel in der Tasche.’
Maar daar, buiten Emmerik, waar we ditmaal met een gevuld tentje spelen, spingt de veer.
Cavalini treedt jongensachtig kwiek als steeds in de manege, die hem dertig jaar jonger hypnotiseert. Zijn verba-