beste blijft in het afgegraasd genre - en toen bij mezelf dacht: dat kan ik ook wel. Zoo vermetel als dit lijkt, was het niet, ik had namelijk al een dramatisch debuut achter de knoopen, en wat verbeelden we ons op den lieven leeftijd van omstreeks duizend weken eigenlijk niet te kunnen....?
Ik voegde derhalve de daad bij het woord en schreef ‘School-Idyllen’, ineens in het net - overschrijven, dacht ik, 't moest erbij komen! - en nagenoeg zonder doorhalingen. Ach ja, zoo onbevangen waren we toen nog, met een ongeschokt vertrouwen in de genade en in de aardmannetjes, die kwamen in den nacht om onze slordige zinnen keurig af te maken.
Heelemaal heb ik dit geloof, goddank, nooit verloren, zelfs nog niet in onzen tijd van koele berekening in de kunst. Maar zóó eenvoudig als toen lijkt mij het boekenschrijven nu toch niet meer.
Ik schreef dan ‘School-Idyllen’, zooals men slaapwandelt, of zooals men een kous breit. Ik schreef het in alle denkbare houdingen, zittende, staande, horizontaal. Als het dienstmeisje kwam dekken, en ik zonder pardon van de tafel werd verjaagd, daalde het schrift naar de zitting van mijn stoel, en knielde ik ernaast. Ik nam het mee naar den tandarts, en zelfs naar het tennisveld, om mij den tijd, dien ik daar op mijn beurt te wachten had, letterkundig ten nutte te maken. En ik herinner me niet, dat iemand daar aanstoot aan nam, noch dat ik zelf ook maar op de gedachte ben gekomen van een ietwat ongewone bezigheid.
Op deze niet-aflatende, mij nu wel zeer benijdbaar toeschijnende wijze, was het boek in een handomdraai klaar, op goed geluk verzonden aan den uitgever, wiens naam, op de boeken van Tine van Berken vermeld, mij de eenig mogelijke leek; gedrukt, verlucht en uitgegeven.
Wat valt er al meer van te verhalen, zonder te gewagen van de ook minder rooskleurige ervaringen, die een onnoozele schrijfster bij de uitgave van haar eerste boek