't Is - hoe ik het toen ook betreurde - toch, voor den schrijver-van-toen, een eervolle dood geweest.
Later heb ik aan ‘zware’ litteratuur gedaan, plaatste bijdragen in Elsevier, Eigen Haard, enz.; maar het op school voor de vuist vertellen van allerhande zelfverzonnen verhalen, bracht mij er toe mijn eerste kinderboek ‘Willem Wycherts’ te schrijven. Zoo ben ik kinderschrijver geworden en sindsdien gebleven.
Mijn jarenlange liefhebberij-studie in litteratuur kwam mij prachtig te pas, en al duurde het nog wel wat voor ik mij geheel ontworstelde aan de vele conventies, die het kinderboek hielden ingeregen in 't oud costuum, ik zag toch de perspectief: ook het kinderboek kàn en móét zijn eigen litteraire waarde hebben.
Zoo kwam ik als kinderschrijver voor het onontkomelijk dilemma: het verhaal primair of secundair?
Het kind vraagt van zijn boek alleen: gegrepen, meegesleept, geboeid te worden. Het heeft deze neiging, zich in een denkbeeldig gebeuren te verliezen, met den primitieven mensch van alle tijden, en alle oorden gemeen. Het verhaal dus primair.
De schrijver echter schrijft zijn boek ganschelijk niet om het verhaal alleen; - deed hij dit wèl, hij zou evengoed snoepgoedfabrikant kunnen zijn. Voor hèm zijn de waarden, die àchter het verhaal opbloeien, hoofdzaak. Het verhaal dus secundair.
En onderwijl weet hij, dat zijn kleine lezer slechts onbewust de hoogere waarden aanvoelt, de sfeer inleeft, - dat het kind, in wezen romanticus, door zijn lectuur als een vlinder rondfladdert, niet om den honing te puren als de bijen en voorraad te zamelen voor den winterhonger; maar alleen gedreven door zijn begeerige verbeelding; - als een vlinder, die meent, dat smullen leven is.
De schrijver kent dit dilemma; en hij aanvaardt het. Hij werkt en worstelt om het kinderboek tòch op hooger plan te krijgen, omdat hij gelooft, dat het kinderboek in