eerbiedigen; .... men wete: elk schrijver houdt steeds 't meest van het boek, dat hij bezig is te schrijven. Eerst later wijzigen zich zulke gevoelens of gevoeligheden. Liefde is veranderlijk; ze mòèt 't zijn! Bij den beroeps-schrijver evengoed als bij den beroeps-minnaar.
Vermoedelijk heb ik deze eigenschap met de meesten mijner mede-schrijvers gemeen. Men noeme 't onze zwakheid; misschien beteekent 'teen kracht.... ‘Right or wrong, - my làst novel!’
En hiermee is dus meteen die malle en onkiesche vraag beantwoord, iets te vertellen over m'n ‘liefhebberijen’? Alsof wij zoo-maar liefhebberen!.... alsof 't onze (on-)hebbelijkheid is, lief te hebben!.... alsof we niks-anders zijn dan.... liefhebbers!
Nee! Boekenwekers! indien 't er om gaat, hieromtrent iets los te laten, dan zouden we u tot ons intieme leven, in ons binnenste-binnen, misschien zelfs tot ons eigen-Ik toelaten. En van zooveel vrijmoedigheid, om'n mild woord te gebruiken, durf ik geen mijner lezers verdenken. Hetzelfde geldt eenigermate voor de ons gevraagde ‘ontsluiering’ onzer ‘toekomstplannen’. Ziet d'r anders zoo onschuldig, zoo knussig, zoo burgermans-achtigjes uit....
.... ‘Heb' u nog plannen voor de toekomst, m'neer?.... “en geloof” u dus nog an 'n tòèkomst, mevrouw?’.... ‘en wat zou die toekomst wel voor u en voor ons-allemaal in d'r schoot verborgen houwen, vrindje-auteur?’.... ‘en sjonge, sjonge! van die tegeswoordige mo-der-ne tijjen gesproken, 'n mensch dùrft d'r z'n gedachte haast niet eerlijk over uitdrukken!’.... ‘Nee, dan was 't in ònze tijd, pardon! in ùwes tijd hèèl wat anders, wat u hé, dame?!’
Mag ik hier iets opbiechten, in verband met die snoezige vragen over ‘liefhebberijen’, ‘toekomst-ontsluieringen’ en ‘moderne-tijd-gedachten’?
Kijk 's! m'n ‘liefhebberij’ is altijd geweest het.... schrijven. Ik schrèèf, toen ik als verslaggevertje bij het gróóte Amsterdamsche ‘Handelsblad’ als volontair werd aangesteld; en precies vijf-en-twintig jaar heb ik er m'n feuilletons