van Adriaan van Oordt geen boek geweest zijn, als het alleen maar in ‘De Twintigste Eeuw’ verschenen was en zou hij er dan in deze bundel ook niet over hebben kunnen schrijven?
U ziet de perikelen zijn er, en ik zit erin.
Ik heb eenige tooneelspelen voor kinderen geschreven en een paar voor groote menschen. Zijn de in druk verschenene wèl boeken, en die ik alleen maar in manuscript heb niet? Of zijn ze het geen van alle? Kàn iets dat voor kinderen geschreven werd überhaupt wel een boek zijn?
Nu begint hij te zaniken, zult U misschien denken. Nee, toch niet, want zegt U nu zelf: het schrijven van een boek is toch zeker lang niet het werk van Jan en Alleman, en schrijft Jan en Alleman tegenwoordig geen kinderboeken, zoodat de algemeen verbreide meening, dat kinderboeken niet tot de belletrie behooren, waarlijk niet zoo onbegrijpelijk is?
Zoo zou ik dan tot de conclusie kunnen komen, dat ‘Muziekmeester Adriaan’, mijn laatste boek, - tenminste het laatste dat op dit oogenblik, eind November 1931, verschenen is - dus eigenlijk mijn eerste is; waarmee dan de waarheid van het Bijbelwoord, dat vele laatsten de eersten zullen zijn, weer eens te meer zou zijn gebleken.
Moet ik dan van dit boek vertellen, hoe ik tot het schrijven ervan kwam? Of moet ik U misschien vertellen, hoe de ‘Keteltjes’, hoe ‘Michel de Strooper’ ontstonden, of hoe ik er toe kwam om over die eeuwige optimist ‘Teun Dammers’ te schrijven? Is dat geen uilen naar Athene dragen? Mag ik dan niet hopen, dat zij, die mijn boeken lazen, hebben ervaren, dat ik, die tusschen het gewone volk ben geboren en getogen, aan dit gewone volk gebonden ben met al m'n vezelen, dat ik het liefst onderduik in de golven van zijn geest? In die van het volk in z'n zorg en strijd, in z'n schijnbare ruwheid, z'n sentimentaliteit, z'n kostelijke humor en z'n levensdurf? Wat moet ik daar nog meer van zeggen? Hoe moet ik dat nog anders vertellen dan op mijn manier, d.w.z. door verhalen en vertellingen voor kinderen en groote menschen?