níet; wèl voor die gedeelten der verschillende werken, die ik, bij een keuring, soms na twintig, dertig, jaar, in wier objectieve juistheid ik geloof, voor de beste gedeelten houd. Dit wat betreft uw tweede vraag.
Liefhebberijen, in den gebruikelijken zin, heb ik weinig. Wel een algemeene belangstelling voor antieke boeken, muziek en andere schoone kunsten, en zoo voort. Dit voor uw derde vraag.
Uw vierde vraag kan ik niet beter beäntwoorden dan met de mededeeling dat mijn eenig toekomstplan is zoo gelukkig mogelijk te zijn en deze ondervinding zoo veel mogelijk in letterkundig werk uit te drukken. Ik meen namelijk hiermede, voor mijn persoon, de menschheid het best te dienen.
Op uw vijfde vraag zal ik zeggen, dat ik niet geloof in een modernen tijd in zoo verre als ik meen, dat de dingen die, naar míjn idee, de beste bestanddeelen van een tijd zijn, in alle tijden dezelfde zijn. Ik zie wel, dat men nu vliegt, nu spreekt met den tegenvoeter alsof hij in de zelfde kamer ware, nu in automobielen rijdt, en zóo voort; maar ik acht dit alles bijzaken in vergelijking met de, altijd zelfde, bewegingen van den menschengeest en van het menschengemoed (Politiek, Diplomatie, Philosophie, Strategie, Schoone Kunsten, Vader-, Moeder- Echtgenooten-, Zuster-, Broeder- en Kinderliefde, Vriendschap).
Met dankbetuiging voor uw uitnoodiging om dit een en ander aan te teekenen, noem ik mij,
Hoogachtend,
Uw dw. dr.
L. van Deyssel.