64. Oordeelt; 65. plage; 66. Pocken; 66. Lemten (deze vorm afgedrukt in plaats van ‘Lenten’, dat in de oudste druk voorkomt); 67. mentie; 68. Schriftueren; dwelck; 74. ooghenblicke; 75. Tvolck; 78. eyghen; 79. verbolghen; 80. gheswolghen; 85. hongher; 87. icks; qualijck; ghewoon; 88. fantasije; 90. menschelijck; 93. qualijck; 95. door; 96. ongheluck; 98. tot droefheyt; 100. Dwelck; principalijck; 101. Ick; Wevere; 102. Schriftuere; 106. wilick; 108. Soo; ontsleghen; bespoeyen (afgedrukt in plaats van ‘bespoyen’ uit de oudste druk); 109. sulck; 111. Heere; 112. seker; 115. onwetende; 118. Sondaechs; tsHeylichdaechs; 119. die Historie; vande; Hemskinderen; 122. ghenoeghen; 127. ghelt; 129. hy; 134. Heere; inden; 135. recht; 137. my; 139. qualick; ghehappen; 141. sRechters; 142. zijdy; 143. geen; 144. Paep; 145. soetelick; 146. dinck; 149. wy; 152. ghecrijghen; 154. So; betijghen; 156. Personael; redelijck; 157. Sentenciarum; 159. neerstelijck; 164. tvolck; 165. Duer; 166. Spieghel; sleutel; Hemelrijcke; 168. Dromi; ick; 169. aerdigher; 170. Sophist; 171. Aerdigher; ghewerden; 174. ghecort; 175. bekindelijck; 176. vriendelijck; vóór 180: geheeten; 181. Godt; vreucht; 182. so; 183. ooghen; 184. ghewagen; 186. Gheloovigen; 192. hout; 196. onheughelijck; 197. muegelijc; 205. by; 206. doolen; ick; 214. deuchdelijckste; 219. doene (overgenomen uit de 2de uitgave, de eerste heeft ‘doen’); 217. gheselle; 228. segge; 232. swijget; staec; 236. gheen; 241. seydt; welck; 242. gheloove; 243. rechtveerdich; 244. Godts; 245. ghesalueert; 246. qualijck; 247. gheloove; gheloove; ghezijn; 248. profijtelijck; 249. ghemaecten; 251. geschoncken; 254. Segghende; 255. loeyalijck; 264. mochte; 265. deucht; 266. deuchtsaem; 267. deuchden; perfeckt; 268. gheloove; ghegriffijt; 269. bevleckt; 271. vertreckt; 272. vierigen; 274. gheloove; 282. tGoddelijck; 283. tex; Evangelijs; 284. heylighe; Kercke; 285. tHooft; tSchrifts;
291. achtervolghen; 292. pleghen; 293. tegen; 296. sommighen; 297. ghesproken; 299. Heere; brabbelinghe; 300. ickt; ghestelt; ghebleven; 304. verstandt; 308. teghen; 310. Godts; 311. ick; 313. sermoonen (overgenomen uit ed. van 1578; ed. van 1565 heeft ‘sermoon’); 314. Luydekens; 319. ick; segghen; 320. galghe; 321. Wever; 322. walghe; 323. teghen; slanghe; 324. wanghe; 325. ghelijcken; 327. segghen; 329. packt; 330. ghebrieft; 331. meucht; segghen; 333. duyvel; 334. Sghelijcx; meucht; ghy; elck; 335. gheen; 336. ick; 337. oock; 340. woestelijck; 341. gheleerde; soo; 343. ick; 344. alsser; 346. onghevioleert; 347. gheconsenteert; 349. ghelesen; 350. seggende; oordeelt; geoordeelt; 353. oordelen; 361. straffelijck; 366. hooghe; 367. Nabuchodosors; in de ed. van 1565 staat: Nabiuchodonosors; 368. houdick; 371. Evangelijck; gheseyt; 372. simpelijck; 373. ghebruycken; 378. leugenen; 379. gaen; 380. Luyters; 381. ick (stake); 385. deure; tvolck; 387. Beul; 389. so; 390. spreeckt; 395. ghaen; 398. Luyters; 400. beroer; 401. Broer; 402. overlegghen; 405. segghen; 406. eersten; Luyters; 407. tegen; 409. en; 410. en; geen; 411. segghens; Schrijben; 412. en; 413. en; 414. noyt; fenijnigher; 414-415. De // in de tekst overgenomen uit ed. van 1578; 415. Heylighen; 417. seggen; 416-417. De // in de tekst overgenomen uit ed. van 1578; 419. en; 420. en; 421. sy; Missen; 422. eylacen; 423. seggen; Vagevier; 424. bisschop; reyct; 425. seggen; Ratten; wtgheseyct; 426. ick; roeperije (overgenomen uit ed. van 1578; die van 1565 heft ‘roperije’); 427. dinghen; 429. deerste; 430. eersten; biechte; Godt; 432. Monick; 433. ghedaen; 434. boeverije; 435. spreeckt; deur; vrolijck; 437. tghetal; 439. wy; 441. ghesnaps; 442. neuswijsighe; soo; 443. segghe; teghen; 444. teghen; Biechtvader; ghinck; 446. O; 448. gheschreven; 453. soudick; 454. Doctoor; 455. Godt; ghelooft; 459. klercken; 461. creupelen; 463. melaetsche; 464. deur; 468. Priesters; 470. Ghelijck;
menighe; 471. segghet; 472. danckbaerheyt; 473. wy; 474. geloove; 476. afghesmeten; 481. tghemeyn; volck; dwinckt; 482. ghijt; ‘u’ ontbreekt in de ed. van 1578; 483. oneerlijcke (overgenomen uit ed. van 1578; die van 1565 heeft: ‘onerlijcke’); vraghen; vraghene; 484. Papen; 485. Ghelijck; 487. sulck; Godts; sduyvels; 488. vraghen; 489. moghen; 491. Antechristus; 492. dorfdy; 493. Pauli; 496. bedinghe; 498. (Micheas; oock; hoochweerdich; rijck); 499. (een) Godt; gelijck; 502. vergheven; ghesetten; 505. vergheven; 507. Apostelen; ghelaten; 508. ghene; 510. verghevinghe; 511. gaen; 512. woordeken; 513. vergheten; 514. sleutelken; 516. tijen; 518. hoope; ghevlien;