Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc
(1938)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Dat .XXV. capittel vanden vierden werc der ontfermherticheit, als die siecken te vanden ende te visitieren. Hier een groot notabel van enen cruce van mededogen.5Ga naar margenoot5-108Ga naar margenoot5-16Dat vierde werc der guedertierenheit datmen uutwendelic 6 doet, is: die siecken te visitieren ende te vanden. Dit werck 7 dede onse lieve Heer selve, doe hi vanden hemel neder quam 8 dat siecke menschelike gheslacht te vanden, dat begonde te 9 sterven ende verdoemt te worden in sinen sonden, als sinte 10 Augustijn seit: een grote aerste is inder werlt ghecomen, want 11 alre weghe soe lagen die quellendeGa naar voetnoot11 siecke menschen, want hi 12 seide self: Ic ben ghecomen ghesont te maken dat daer sieck 13 is, ende behouden dat dair verdorven is. Daer-om so wert hi 14 dicwijl ghebeden dat hi totten siecken soude comen, die hi al 15 ghesont maecte, als dede centurio, als dede Martha om hair 16 broeder Lazarum, doe si hem ontboet dat hi sieck was. Dit 17 Ga naar margenoot17-21werck plaghen te oefenen die ouden, want doe Am<n>onGa naar voetnoot17 | |
[pagina 360]
| |
18 sieck was ende te bedde lach, quam sijn [100d] vader coninc 19 David ende vandenGa naar voetnoot19 ende dede sijn suster tot hem comen, die 20 hem supen een soude maken, die hi van haerre hant soude 21 Ga naar margenoot21-24eten. Ende aldus dede die propheet Ysaias doe den coninc Eze-22chias, die te bedde lach ende screyde, totter wantten waertGa naar voetnoot22 ghe-23keert, want hem God ontboden hadde, dat hi sijn huus bescickenGa naar voetnoot23 24 soude, want hi soude sterven. - Dit werc plaghen te hantieren 25 Ga naar margenoot25die apostolen ende die vrienden ons Heren, als sinte Pieter sijn 26 swegherGa naar voetnoot26 dede, die in groten saghe lach, ende sijn dochter Petro-27nilla, die hi al dede opstaen ende hem dienen. Ende van veel 28 anderen leestmen, die dat deden, ende noch ist een ghewoent 29 ghebleven onder goede menschen. Men leest inden vaderen 30 Ga naar margenoot30-37boeck van tween broederen: die een vastede veel ende dede 31 daer toe groten arbeit, die ander en mochte niet vasten, mer 32 hi vande ende diende trouwelic den armen siecken, ende dese 33 wert voor Gode meer gherekent ende gheacht, als ons mit 34 exempel doe wel bewijst wert, want die vasten, hanghen hem 35 selven op mitter nasenGa naar voetnoot34, mer die die siecken vanden, wassen 36 onder den doirnen. 37Dit werck is hoghe gheprijst inder heiligher scriften. Salo-38Ga naar margenoot38mon seit: Kint, en laet di niet verdrieten die siecken te van-39den; du sel- [101a] te dair of inder lieften Gods gevesticht | |
[pagina 361]
| |
40 Ga naar margenoot40warden. Iob seit: wiltu niet sondighen, so vande dijn ghe-41daenteGa naar voetnoot40, (Glosa:) versmade niet die gheen die daer quellen, 42 want wi alle siec ter doot waert reidenGa naar voetnoot42 ende die dat overdacht, 43 soude wel van sonden behoet warden. Die Apostol sinte Iacob 44 Ga naar margenoot44seit: Dat is een reyn onbesmet gheestelic levenGa naar voetnoot44 voor Gode 45 ende den Vader: te vanden die siecken, weduwen ende wee-46zen in haren liden. Dit werc is van vierehande verdientenGa naar voetnoot46. 47 Eerstwarf maectet grote vrienscap onder die menschen, als 48 die eerste scrift Salomons seit: Anderwarf verhoetet voor die 49 sonden, als Iobs scrift seit. Derdewarf so is die mensch Gode 50 wel behaechlic, als sinte Iacobs scrifte seit. 51Ga naar margenoot51-108Dit selve werc der ontfermherticheit: die siecken te vanden, 52 machmen gheestelick begaen, als mededoghen te hebben op 53 die ghene die bedroeft sijn. Aldus dede die propheet doe hi 54 Ga naar margenoot54seide: Ic heb mijn herte uutghestort als water ende mijn siel 55 den bedroefden mede ghedeylt. Aldus plach Iob te doen, want 56 Ga naar margenoot56hi seit: Ic was bedruct ende weemoedich op den ghenen die 57 bedroeft was. Sinte Gregorius vertrecteGa naar voetnoot57 dese woorden ende 58 seit: het is meer mededoghen te hebben dan aelmissen te 59 gheven om drierleye saken [101b] wil. Die eerste is: het 60 mocht wel ghescien, dat die gheen die aelmissen gheven gheen 61 mededoghen en hadde ende so gave hi eten sonder drincken. 62 Die ander is, wie dat rechte mededoghen heeft die en weighert | |
[pagina 362]
| |
63 den ghenen niet dat hi behoeft, also verre als hijt vermach. 64 Die derde sake is, wie dat aelmissen gheeft, die deilt vanden 65 sinen dat hem over coemt, mer wie mededoghen heeft, die deilt 66 hem selven. Aldus ist meer mededoghen hebben ende mede-67liden te hebben van herten, dant uutwendighe wercken der 68 Ga naar margenoot68ontfermherticheit te hantieren. Als David seide: hi maecte 69 ghesont die bedroefde van herten ende verbindet hair wee-70Ga naar margenoot70moet als wonden. Die propheet seit: Ic ben inden cruce ghe-71hanghen, als mijn oghen aensien mijns broeders iammer. 72Die heilighe lerars stellen een cruus van enen mededoghende 73 herte ende ghemeten sijn vier panden uut mit medeliden. Die 74 overste boem is medeliden op die passie ende die doot ons 75 liefs Heren Ihesu Cristi, want hi doer den propheet tot ons 76 Ga naar margenoot76roept: O ghi alle die biden weghe lijdt, merct ende siet of 77 sulke rouwe ghelijc is als mine rouwe; (Glosa:) Siet die na-78ghelen die mi houden, <die wondenGa naar voetnoot78> die mi vloyen, die 79 smaetheit die mi lastert; mer meerre pijn heb ic van binnen, 80 als ict besinne, dattet di is al ondancsaem wat ic om di heb 81 ghedaen. Die nederste boem, die inden [101c] gronde staet, 82 is mededoghen te hebben op die gheen, die dair sijn ghehou-83den int veghevier mit swaerre pinen, dair si ons toeropen, als 84 Ga naar margenoot84Iob seit: Ontfermet u mijnre, ontfermt u mijnre, sonderlin -85ghe ghi mijn vrienden, (Glosa:) want wi uwer ontfermden, 86 doe wi u op toghen ende <ghi> u selven niet helpen en 87 mochte. Die luchter bome, die uten cruus des medelidens 88 gaet, is mededoghen op al die gheen, die inder werlt bedroeft 89 sijn ende bedruct, als sijn die armen, dien dat tijtlike goet 90 ontbreect, ende dien salmen helpen mit aelmissen, ende als 91 sijn die gheen die sieck sijn of ghequetst, ende die selmen van-92den, dienen ende verbinden, voert die veronrecht sijn of ge-93moeyet van overdaetGa naar voetnoot93 of van laster, die salmen troosten, raden 94 ende verdadinghen. Die rechterboem is mededoghen te heb-95ben mit alle die menschen, die mit haren sondighen leven hair 96 sielen verdoemen. Ende dit is merre mededoghen, dat een 97 iammer heeft op die sielen, die vergaen ende verloren war-98den, dan op die lichamen, die van hongher, commer of van 99 Ga naar margenoot99node verderven, want Salomon seit: Men sal een doot men- | |
[pagina 363]
| |
100sche seven daghen lanc bescreyen, mer eens quaden sondighen 101 menschen levenGa naar voetnoot100 of eens dwasen is altijt te be- [101d] wenen. 102 Dit is dat cruus des medelidens dat inden guedertieren herten 103 wert verheven, dair sinte Ambrosius aldus of hevet ghescreven 104 datsi nymmer meer verloren en werden; al vallen si in son-105den, God en versietGa naar voetnoot105, datsi castijt werden ende hoir misdaet 106 beteren. Sinte Barnaert seit, dat nie verhart herte salicheit en 107 vercreech, hem en wart eerst dat stenen hert ofghenomen en-108de een vleischelic herte weder gegheven. |
|