Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
(1937)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Dat - LII - capittel is van dier oetmoedigher toecoemstGa naar voetnoot2 ende vandinge, dat Cristus vanden berch van oliveten op een ezelinne sittende versocht Iherusalem.5Doe die tijt des levens ons liefs heren Ihesu Cristi vervolt 6 wart ende nakede sijnre doot, stont aen die hoochtijt van Paes-Ga naar voetnoot6 7 schen, dat Ihesus vestede sijn aensichtGa naar voetnoot7 te trecken tot Iherusa-8lem ende toech doer Galyleen ende Samarien, daer hi tien 9 Ga naar margenoot9-28malaetsche reynichde, ende als hi quam tot Bethfage, een dor-10pe der papen biden berch van Oliveten, doe sende hi twee 11 van sinen iongeren (Glosa:) Petrum ende Philippum ende 12 seide hem: Gaet in dat casteel, dat tegen iu is ende te hant sel 13 ghi vinden een ezelinne gebonden ende hoer ionc mit haer; | |
[pagina 406]
| |
14 ontbindtse ende leidtse tot mi, ende ist dat iu yemant yet seit, 15 so antwoordt hem, die heer hevet des behoef; (Glosa:) dese 16 ezelin diende der ghemeenheitGa naar voetnoot16, die oec se vodeden, - ende si 17 deden also. Ende die iongeren togen uut hoer clederen ende 18 deden Ihesum daer op sitten. Sulc vanden volc togen uut hoer 19 cleder ende spreydense inden wege, daer hi doer lidenGa naar voetnoot19 soude, 20 sulck scoorden telgen vanden boemen ende stroydense inden 21 weghe ende di scare, die voerghinc ende na volghede die 22 loveden ende seiden: Ghebenedijt si hi die ons comt bi [93c] 23 inden naem des heren, Davids soon, coninc van Ysrahel. Dit is 24 Ga naar margenoot24al gesciet op dat die scriftuer vervolt soude werden, die Mala-25chiasGa naar voetnoot24 die propheet screef: segt der dochter van Syon, (Glosa:) 26 der stat van Iherusalem, getymmert onder den berch van Syon, 27 sich dijn coninc coemt, sachtmoedich ende satichGa naar voetnoot27, sittende op 28 Ga naar margenoot28een ezelinne. Ende dat en bekendenGa naar voetnoot28 die iongheren niet, eer 29 Ga naar margenoot29hi verresen was ende glorificiert. Doe onse heer naecte Iheru-30salem ende sach die stat aen, doe wart hi screyende ende sei-31de: Bekenstu mit miGa naar voetnoot31, so soudstu screyen, want dijn vianden 32 sellen die beleggen mit enen walGa naar voetnoot32 ende an allen zijden stormen, 33 die kinder dootslaen, die in di sijn, ende niet laten bliven die 34 een steen opten anderen. Dit is nu al vervolt. Want Tytus 35 ende Vespasianus, die keyseren, belagen die stat ende tym-36merdseGa naar voetnoot35 om ende om, bestormdse an allen ziden, verhongherde, 37 vercoften, verslagen, in vanghenisse voerden ende in allen lan-38den senden onghetal van ioden ende lieten niet den enen steen | |
[pagina 407]
| |
39 Ga naar margenoot39-41opten anderen. Want also wast, dat die stat van Iherusalem 40 eerst omghekeertGa naar voetnoot40 wert: dat doe buten der stat was, als die 41 Ga naar margenoot41berch van Calvarien ende Cristus graf, is nu midden in. Ende 42 doe hi te Iherusalem in quam, wart alle die stat beroert ende 43 seiden: Wie is dese? Die scaren seiden: Ihesus van Nazareth, 44 die propheet. 45Die meester inder godheit vragen op dit capittel vijf ques-46tien, die si inder heiligher scrift lesen. Die eerste questi is, wat 47 dat dese vaert, reyse ende processie bedude ende wat Cristus 48 Ga naar margenoot48-57daer mede [93d] meendeGa naar voetnoot48? Die eerste reden is nader letter, want 49 die ioden plagen in alle loftenGa naar voetnoot49 teykenen te begheren. Ende 50 want God geloeft hadde den kinderen van Ysrahel Messyam, 51 dat is Cristum in behoudenis der werelt te senden, so gaf hi 52 doer den propheet MalachiasGa naar voetnoot52 .IXo. cao sijn toecoemst dat teyken, 53 dat hi tot Iherusalem soude somen sitten op enen ezelinne, tam 54 ende zatich, daer hiGa naar voetnoot54 en prijsde ende loefde, daer hi quam tot 55 hem, daer hem buerde eerst tot hem te comen, dat hi heer 56 waer, eerbaerlic waer ende guedertieren waer, des si niet en 57 Ga naar margenoot57-68wouden bekennen. Die ander reden was naden gelove. Die 58 ioden waren beteykent bider ezelinne ende die heiden bi haren 59 ionc. Want ghelijc als si grove, domme, traghe dieren sijn, so 60 waren die menschen voer dat kersten gelove grof van leven, | |
[pagina 408]
| |
61 dom van verstaenGa naar voetnoot61, traech totter duecht, oec gebonden, totten 62 ghemenen oerbaer bereet ende tot allen zwaren snoden arbeit; 63 ghebonden in haren sonden der ghemeenheitGa naar voetnoot63 lichaemliker syn-64nen, in zwaren arbeit onnutliker wercken, die niet ten ewi-65ghen leven bateden. Mer Cristus quam vanden berghe van Oli-66veten der ontfarmherticheit ende genaden, ende ontbant die 67 menschen van horen sonden ende lietse tot hem leyden inder 68 leer ende besatseGa naar voetnoot68 inder ewen ende gelove, alsoe als David seide: 69 Ga naar margenoot69Iu herte werde gestarcket ende lidet of draghetGa naar voetnoot69 edn Heer. Die 70 derde reden was naden gheest, want dese ghevaerdeGa naar voetnoot70 leerde alle 71 staet inden kersten gelove, hoe si hem toe [94a] Goede sellen 72 Ga naar margenoot72-75hebbenGa naar voetnoot71. Die sondige menschen sellen mit penitencien die eze-73linne haers lichaems mit arbeide duechdliker werckenGa naar voetnoot73 toe Gode 74 leyden ende dat ionc haers gheests gemoet bi hoer in allen 75 wisen radenGa naar voetnoot74. Aldus dede David na sijnen sonden, doe hi hem 76 Ga naar margenoot76-77beterdeGa naar voetnoot76 ende sprac: Mijn vleisch, mijn herte heeft hem verblijt 77 inden levenden God. Salich is die man die den heer draechtGa naar voetnoot77. 78 Ga naar margenoot78-86Die werckende menschen ander duecht sellen hoer clederen 79 onder Cristum spreyden, dat is: alle meninge, wille, ghedach-80te, leer, werck, hoep, minne ende troest op Gode setten ende | |
[pagina 409]
| |
81 tot hem waert eerst dragen, als David seide: Salich is die man, 82 die inden Heer getruwen draechtGa naar voetnoot82. Iohannes inden boeck der 83 heymelike openbaringe seit: salich is die man, die zijn clede-84ren verwaertGa naar voetnoot84, dat hi niet naect en wander (Glosa:) sijn wer-85cken ende leven also te leyden ter eren Gods, ter menschen 86 Ga naar margenoot86-100exempel, tot loon des ewigen leven. Die menschen, die die 87 wercken der ontfermherticheit oefenen, sellen telgen van oly-88ven-bomen breken, als spisen ende laven den hongerigen, cle-89den den armen, vanden den zieken ende gevangen, harbergen 90 den pelgrym, begraven den doden. Onder dese lover ende twi-91ghe so sel wi sculen inden dach des strengen oordel Gods, daer 92 een vuer barnen sel in sijn aensicht ende een storm groots 93 toorns op-gaenGa naar voetnoot93. Hier om seyt Cristus: Salich sijn die ontferm-94hertige, want dan sellen si seGa naar voetnoot94 gelengen. Die menschen, die in 95 becoringen sijn van sonden of in [94b] liden <ende> druckGa naar voetnoot95 96 vervolcht, sellen palmtwigen voeren, want dat een teyken is der 97 zeghevechtere ende verwinre, om-dat die palmboem altijt groen 98 blivet ende hem in storm ende blixem wel onthoudetGa naar voetnoot98. David 99 seit: Die rechtvaerdige sel bloyen als een palm ende als een 100 Ga naar margenoot100-102cedarboem sel hi vermeert warden inden huse des Heren. Die 101 menschen, die een volcomen bescouwende leven leyden, sellen 102 mit desen diensteGa naar voetnoot102 Cristo lofsanc der eren seggen, als Paulus 103 Ga naar margenoot103seit: Ic sel singen mit geest ende mit moedeGa naar voetnoot103. David seit: Ic | |
[pagina 410]
| |
104 sal den Heer in allen tiden ghebenedien ende altoos sel sijn lof 105 wesen in minen mont (Glosa:) sijn gedachte ende werck sijn 106 beden wel concordiert, is datsi over een Gods eren suekenGa naar voetnoot105; 107 so is die psalterie ende cythaer vrolic biden ander. 108Ga naar margenoot108-142Die ander questi is, waer om dat onse heer Cristus sulke 109 coninclike eer ontfaen woude, doe hi nakede tot sijnre doot, 110 want hi voermaels vloech enwechGa naar voetnoot110, doe si en coninc maken 111 wouden? Die eerste reden is nader letter, als Augustinus seit: 112 Doe die tijt sijnre passien was gecomen, doe wast billick, dat hi 113 hem openbaerde ende dat hise verweckedeGa naar voetnoot113, die haren haet an 114 hem vervolgen wouden. Want doe sijn tijt volbracht was, daer 115 hi an bewijsde, dat hi mit willenGa naar voetnoot115 woude dogen. Hier-om quam 116 hi mit eren ende mit love der jongher geloviger herten te star-117cken, die cort daerna van sijnre smadeliker passien so swack 118 souden werden. Ende <die joden> te groter hoer quaetheit 119 an hem togheden, want dat huerGa naar voetnoot119 ende die macht [94c] der | |
[pagina 411]
| |
120 duusternisse aenstont, die hoerre wasGa naar voetnoot120, so most die eer voor-121gaen. Die ander reden is naden gelove. Hi quam als een coninc, 122 want hi alre coningen heer is te bewisen den gelovigen, dat hi 123 haer coninc was, den si aenbeden sellen, want hem bugen alle 124 knyen, hemelsch, helsch ende aerdsch. Mar die coninclike eer 125 woude hi voeren meer in die ander werelt dan in dese, als hi 126 self seide: Mijn rijc en is van deser werelt niet. Dat ewige 127 rijck, daer hi sittet ter rechterhant sijns Vaders heeft hi ver-128cregen mitten zege sijnre passien ende glorie sijnre verrisenis 129 <ghelijc als David uut hem seide: om die oetmoedicheit 130 myns sittens, so hebstu mi dijn rechterhant ghereyket (Glosa:) 131 zitten in den grave, die hant ghereiket der verrisenis> ende 132 opvaert. Die derde reden is nader duecht, dat hi woude ghe-133eert wesen voor sinen doot ter leer ende exempel alre heren, 134 datsi in horen waerdigen staet ende in horen macht ghehuech-135nisse der doot alle tijt voor horen ogen hebben sellen. Als Sa-136lomon seit: Alle sterven is gelijc heren, knechten, riken, ar-Ga naar voetnoot136 137 men, <wisen ende dwasen>. Tot welken litteiken der waer-138hei, alsmen den keyser croent, so comen die werclude ende 139 vragen van wat metale, steen, beente sijn maiesteit gebiet, 140 daermen sijn grafstede off maken sel. Dit leert die propheet, 141 daer hi seit: Ghehoech dijns lesten eynde ende nymmermeer 142 en seltu sondigen, (Glosa:) inden sonden sterven. 143Ga naar margenoot143-163Die derde questi is, waer om onse heer Ihesus screyde, doe 144 hi die stat van Iherusalem aensach? Die eerste reden is nader 145 letter. Onse heer Ihesus sach over, hoe die scone, rike, edel | |
[pagina 412]
| |
146 stat soude vergaen ende verderft warden ende die lude iammer-147liken eynden hoer [94d] leven; doe wart onse Heer van iammer 148 ende van mededogen screyende, want hi oitmoedich ende 149 sachtmoedich was van herten, ghelijc als hi selve van hem seide 150 tot sinen iongeren, datsi <dat> van hem souden leren ende 151 onthouden. Die ander reden is naden gelove. Cristus sach, 152 datsi in horen sonden souden sterven ende aen hem grote moert 153 begaen, dat an also menigen mensche sijn gecruusten doot ende 154 sijn rode, hete bloet verloren soude bliven, so wart hi screyen-155de, recht of hem meer cruuste der sondaren verdomenis, dan 156 der onsaligen iammer selve doetGa naar voetnoot156. Die derde reden is nader 157 duecht, want Cristus sach, datsi cortliken nader groter eren 158 hem so smadeliken doot aendoen <souden>. Ons ter leer, dat 159 wi in alle onse vroechden maticheit sellen houden ende mit 160 druckGa naar voetnoot160 temperen. Want alle der werelt vroechde valsch <is> 161 ende onstedich, cort ende bedriechlic, ghelijck als Salomon 162 seit, dat hi van alle sijnre eer niet en heeft behouden dan 163 pijn sijns gheests ende bitterheit der zielen. 164Ga naar margenoot164-193Die vierde questi is, - want men niet en leest inden ewan-165gelien dat Cristus onse heer ye lachede, - hoe dick machmen | |
[pagina 413]
| |
166 vinden, dat hi heeft gescreyet? Daer antwoord sinte Bernar-167dus, die suete lerar, toe ende seit, dat Cristus, onse heer, vijf 168 warve screyede, want <hi> uut vijf stede sijnre pijnliker 169 wonden bloets drope woude storten. Die eerste tijt was in 170 synre geboorte. Als die kinderen comen in den lichte deser 171 werelt, so prophetieren [95a] si te voeren die onsalicheit der 172 werelt mit tranen, die noch stom sijn ende niet en spreken. 173 Cristus kint screyede in sijnre geboort mit voelen, mit prophe-174tieren, mit mededogen. Want Salomon van hem seide: Ic heb 175 mit allen kinderen gelike stemme uut ghegeven mit screyen. 176 Die ander tijt was, doe hi Lazarum vander doot verweckede, 177 want doe hi sach sijn zusteren screyen, doe weende hi mit 178 hem luden, also dat die ioden seiden: Siet, hoe minnede hi 179 den man ende hoe lief had hi en. Die derde tijt was, doe hi 180 die stat van Iherusalem versocht ende sachse aen, dat die 181 scone, rike, mogende stat om wrakeGa naar voetnoot181 wille sijns bloets soude 182 vergaen, wart hi mit tranen bevaen, daer hi veel geloviger 183 menschen sonden soude of dwaenGa naar voetnoot182. Die vierde tijt was naden 184 avontmael, doe hi inder nacht toech inden berch van Oliveten 185 ende stortede doe sijn tranen ende zweets droppen van vrese 186 der doot, die des morghens soude bloets dropen veel uut-187storten, op-dat alle uutgange sijnre leden alse canalen ende 188 watergoten souden drupen. Die vijfte tijt was inden cruce, doe 189 hi sijn gebenedide siel soude voer ons ten onderpande setten. 190 Doe gaf hise mit bedinge, mit roepen, mit tranen over in sijns 191 Vaders hande bevolenGa naar voetnoot191, in voldoen alre menschen sonden. Al-192dus is gesciet, dat David van screef: Uutdeylinge ende ri-193vierenGa naar voetnoot192 der wateren hebben mijn ogen uutgeleit. 194Ga naar margenoot194-225Die vijfte questi is, waer-om dat die stat Iherusalem sou- | |
[pagina 414]
| |
195 de omgekeert worden ende waer-om dat Ihesus hem dat te 196 voren seide ende prophetierde? Die eerste reden was nader 197 letter. Alle die propheten hadden van Iherusalem toecomende 198 dingen voorsproken; Ihesus woude alle die propheten slutenGa naar voetnoot198 199 Ga naar margenoot199ende seide: Ic heb iu gesent propheten, wisen ende scriben; 200 daer hebbet ghi of gedoot, gecruust, gegeselt in iuwen synago-201gen, (Glosa:) Paulus doden si, Petrus wort gecruust, die ionge-202ren warden gegheesselt, op-dat iu come al dat rechtveerdige 203 bloet, dat van Abels tiden went tot Zacharias, den si doot slo-204gen tusschen den tempel ende den altaer; daer-om sel iu huus 205 woest gelaten werdenGa naar voetnoot204. Die ander sake was naden gelove. Want 206 Ga naar margenoot206hi seide: die zwalewen ende voghelte inder luchte kennen 207 Ga naar margenoot207hore tiden, Ysrahel en weet sijn tijtGa naar voetnoot207 niet. Daer-om sellen dijn 208 vianden di belegghen, want du die tijt dijnre vandinge niet 209 Ga naar margenoot209bekent en hebs. Die tijt noemde Cristus, doe hi seide: Also 210 lief had God die werelt, dat hi sijn eengeboren Soon gaf, op-211dat alle, die in hem geloofden, niet en verdorvenGa naar voetnoot211, mar had-212den dat ewige leven. Sinte Iohan seit: In die volheit der tijt 213 Ga naar margenoot213sende God sinen Soon onder die ewe, verlichtende alle die 214 werelt. Hi quam in sijn eygen ende die sijn en hebbens niet 215 ontfangen. <Hierom moestet hem weder so verganghen> Die 216 derde reden is naden geest. Van Iherusalem ende van Salo-217mon is also veel wonders ende beloften bescreven; soude Iheru-218salem, so alset was, hebben in [95] sinen staet ghebleven, men 219 mochte ghewaent hebben, dat daer aen stondeGa naar voetnoot219 Gods loen ende 220 gave alleen. Mer daer-om liet God dat Iherusalem verstoe -221renGa naar voetnoot220 ende vergaen ende wil wandelen die lofte in enen anderen 222 Iherusalem, dat boven is, der levende salicheit. Daer ons toe | |
[pagina 415]
| |
223 brengen moet Cristus, die daer over een conincGa naar voetnoot223 is ewelic mit-224ten Vader ende den heiligen Geest gheloeft, gheeert ende ge-225benedijt. Amen. |
|