Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
(1937)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Dat vijftichste <capittel> is van ons Heren Ihesu Cristi ghedaente, wijse ende forme, leven, leere, predicacien ende sijn miraculen. [88c]5Doe onse lieve heer Ihesus Cristus die werelt mit sinen 6 iongheren hem openbaerde, was hi in sinen vollen wasdoem 7 van dertich iaren die scoenste forme voer allen menschenGa naar voetnoot7-8kinder, want dat was billick den die heilige Geest vander ionc-9frouwen bloede oversuverliken mitter hant Gods hadde for-10Ga naar margenoot10-42miert ende ghebeeldet. Men lesenGa naar voetnoot10 inden ouden roemschen | |
[pagina 386]
| |
11 boeken aldus, dat Ihesus, die daer wanderde in die yeghenin-12ge van Iherusalem, gheheten van allen volck een propheet 13 der waerheit, ... was van statuer middelmaet, van gedaentenGa naar voetnoot13 14 scoen, edeliken gheledetGa naar voetnoot14, een waerdich aensicht. Als yemant 15 dat merckelickGa naar voetnoot15 aensach, so wasset mynlic ende daer toe ont-16sichlick; uut sijn ogen so ghingen somwijl sonnesscheGa naar voetnoot16 rayen, 17 die grote vrese sinen vianden sloeghen ende grote eer sinenGa naar voetnoot17 18 vrienden tot hem wert drogen. Sijn lippen, sijn tonghe, sijn 19 hals, sijn mont waren vol gestort van genaden-riken woorden. 20 Als hi sprac, so vervaerde hi die quade, hi leerde die guet 21 willigen, hi verblide die volmaecte ende al mit enen woorde. 22 Hi hadde lanck haer, dat weder op crulde, recht als rode 23 haselnoten, hi hadde een recht voerhooft ende midden op 24 sijn hooft hadde hi een sceyde, hi was bleeckGa naar voetnoot24 van vorwen, 25 schoenre dan bruyn lichtende doer snee wit, bloyende appel-26wangen ende lippen. Also was van hem gescreven in canticis 27 aldus: Dilectus meus candidus et rubicundus, electus ex mil-28libus, dat beduut: mijn lief is blenc- [88d]kende wit, bloyen-29de root, uut vercoren van dusenden. Hi had enen groten 30 baert, twee clufterich, niet te langhe, mer ander kynne ge- | |
[pagina 387]
| |
31sceiden. Rijp was hi van moede, meer droevich ende inpen-32sichGa naar voetnoot31 dan blide. Men leest niet, dat <hi> ye lachede, mer 33 dicke dat hi screyde. Sijn ogen starreden als een aern, guetli-34ken sagen si als een duve, mededoghelic als een mensch, glym-35mende als een lyndewormGa naar voetnoot35, dat doer enen stenen want siet. 36 Sijn berispen was ontsichlick, sijn leren was wijslick, sijn 37 troosten was vrientlick, sijn handen waren milde; nye en wert 38 hi gebeden, hi en twidichdeGa naar voetnoot38; alle sijn lidmate waren van 39 prise, alle sijn zede van tuchte, alle sijn wercken van duechde, 40 alle sijn gelateGa naar voetnoot40 van eren, also datmen anders niet an hem en 41 mocht vermoeden: God en waer gheharbercht in enen men-42scheliken lichaem. Dese mensch wert vormeertGa naar voetnoot42 in allen lande 43 van drie dingen: eerst van sijnre scoenheit ende van sinen 44 tuchtelickenGa naar voetnoot44 zeden, van groter wijsheit sijnre leer, van groten 45 miraculen sijnre wercken, also dat hem veel volcs na volchde, 46 wair dat hi oec heen ghinc. Sulke op datsi sijn vriendelike 47 aensichte mochten aenscouwen, want hi was vol van genaden 48 Ga naar margenoot48-51ghestaltGa naar voetnoot48 als een enghel. Sinte Iacob plach dair om langhe 49 voer te lopen, op-dat hi en langhe mochte aensien ende daer-50of wert hi Cristo also gelijc int aenschijn, dat hi Ihesus broe-51der ghenoemt wart. Sulke volchden hem na, op datsi van sinen 52 godliken wisen woorden mochten ge-[89a]leert worden, ghe-53Ga naar margenoot53lijc als sulke tot hem seiden: Tot wien sel wi gaen? du hebs 54 Ga naar margenoot54die woorden des levens. Want Herodes' gesinGa naar voetnoot54 seide, dat nye | |
[pagina 388]
| |
55 mensche also gesproken en hadde. Sulke volchden na, op-56datsi van haren siecten mochten ghesontGa naar voetnoot56 werden, of van sinen 57 brode ghespijst werden, of vanGa naar voetnoot57 sinen miraculen te sien mit 58 verwonderen. Oec so volchde hem na veel, die en in sinen 59 woorden begripenGa naar voetnoot59 wouden ende in sinen wercken bestraffen, 60 of si sakeGa naar voetnoot60 mochten tegen hem vinden. Die wanderinge ende 61 conversacie ons liefs heren Ihesu Cristi onder die menschen 62 Ga naar margenoot62screef die propheet YsayasGa naar voetnoot62 lange te voren ende seide aldus: hi 63 is mit ons gesien, inder aerden heeft hi gewandert, hi 64 is mit ghewade ende cledinge gevonden als een mensche. Sinte 65 Barnardus seit, dat sijn leven biden menschen was een opgelo-66kenGa naar voetnoot65 scat der ontfermherticheit, een springhende ende een 67 vlietende fonteyn der guedertierenheit, een gaerde of een 68 boemgaerd alre wensch ende ghenuechlicheit. Cristus wander-69de, op-dat wi over quamenGa naar voetnoot69, hi arbeide, opdat wi mochten rus-70ten, hi hongherde, op-dat wi gesadet werden, Ihesus Cristus 71 Gods soen. Des verbliden hem die sondaren, want Ihesus quam 72 mit salicheit; ende alle bedroefde van herten, want Cristus 73 quam mit salven; ende alle die inder hellenGa naar voetnoot73 waren, want die 74 Gods Soen quam mit glorien. Ende om die saticheit ende guet-75heit willen die die lude van hem vernamen, so sijn alle state 76 van menschen tot hem ghecomen, vro- [89b] echde, genuech-77te ende guet van hem te leren. Die kinderkijn quamen toe hem, 78 want hi leyde sijn hant op hoer hoeft ende gebenedijdse. Die 79 ionge luden quamen tot hem, want hi leerdse. Die mannen 80 quamen tot hem, want hi castijdse. Die oude quamen tot 81 hem, want hi troestede se. Die vrouwen quamen tot hem, want | |
[pagina 389]
| |
82 hi spijsdese. Alle oitmoedicheit die hi leerde, vervoldeGa naar voetnoot82 hi mit 83 exempel van leven: doe hi der viskers voeten waskede, doe 84 hi sinen verrader mit enen cussen ontfenc, doe hi mitten sama-85ritaenschen vrouwe sprack, doe hi dat ghemeen wijfGa naar voetnoot85 van sinen 86 voeten niet en werp, mer hoer haere sonden vergaf. Men mach 87 daer anders niet an mercken dan hi guedertieren was ende 88 oetmoedich van herten. Alle sijn leven was vol arbeits, rouwen 89 Ga naar margenoot89ende armoede van kinde op, gelijc als David van hem seide. Sijn 90 arbeit was groot in treckingeGa naar voetnoot90 van lande tot lande, van stede 91 tot steden, in gaen ende moetheitGa naar voetnoot91 der weghen, in prediken, in 92 die ziecken te gesonden. Sijn armoede was groot in cledinge, 93 in vasten, in huusvestinge. Sijn rouwe was groot in waken, 94 in bedinge, in screyen, in lagheGa naar voetnoot94 der ioden ende in sinen ellen-95digen doot. Mit desen drien wert hi al sijn leven lanck ghe-96crucet ende sonderlingen uutghespannen alse tacken van enen 97 boeme. 98Die leer ende predicaedse ons liefs heren Ihesu Cristi was 99 overwonderlikeGa naar voetnoot99 van wijshede, alst billick was, daer God mit 100 menscheliker tongen sprack, also dat sulke tot hem seiden: 101 Ga naar margenoot101Meester, wi weten dattu waerachtichGa naar voetnoot101 biste ende den [89c] 102 Ga naar margenoot102-116wech Gods leerste inder waerheit. Die ewangelien wisen dat 103 Cristus onse heer in ses steden plach te prediken ende te leren. 104 Als inden tempel ende daer an bewijsde hi sijnre leere hei-105Ga naar margenoot105licheit, want hi seit: Mijn leer is van Gode, die mi gesent 106 hevet. Hi leerde inden velde, om te bewisen sijnre leer vrij-107heit; hi leerde inden berghe, om te bewisen sijnre leer 108 hoocheit; hi leerde inden huse, om te bewisen sijnre leer 109 behoetheitGa naar voetnoot109; hi leerde inden scepe, om te bewisen sijnre leer 110 vreemdicheitGa naar voetnoot110; hi leerde inden steden, om te bewisen sijnre | |
[pagina 390]
| |
111 Ga naar margenoot111leer gemeenheit. Hier-om ist dat hi seit: Hadde ic selve niet 112 gecomen ende hem over gesprokenGa naar voetnoot112 so en hadden si ghien son-113de, mer nu en hebben si ghien onscontGa naar voetnoot113 van sonden. 114Ga naar margenoot114-122Die lerars vragen, waer om dat Cristus so veel sprack in 115 parabolen ende gelikenis? Daer antwoorden si toe mit drie 116 reden. Die eerste reden is nader sinnen, want het is bequaem-117lick datmen den menschen leide tot vernuftelike bekantenis 118 mit lichaemliker gedaente ende sinliken formen. Want Aristo-119tiles seyt: niet en is inder vernuft ten heeft eerst gheweest 120 inden synnen. Ende want onse lieve Heer die domheit der sim-121pelre luden aensach, so woude hise mit aerdscher gelikenis 122 brengen tot hemelscher verstandenisse. Die ander reden is 123 Ga naar margenoot123naden gelove, want die wijl dat wi hier inden lichaem sijn, 124 soe sie wi God doer een spieghel ende brilleGa naar voetnoot124, mer als wi in 125 sijnre ieghenwoordicheit sijn, so sel wi en kennen van aensicht 126 tot aen- [89d] sicht. Hier om woude onse Heer hem der tijt | |
[pagina 391]
| |
127 ons ghelijc maken ende in parabolen spreken, want noch der 128 Ga naar margenoot128-139waerheit Gods veel bedecsel ons omme hanghetGa naar voetnoot127. Die derde 129 reden is om onghelijcGa naar voetnoot129 der luden leven te togen. Want den 130 gueden verstandigen menschen wert inden parabolen twee 131 vroechde gewonnen. Die eerste vander sueticheit der reden, 132 die God sprack van parabolen ende vander verburgen waer-133heit Gods, die si daer in verstonden; die quade bose menschen 134 hoorden alleen die woorden ende si en verstonden niet die 135 Ga naar margenoot135syn. Ghelijc als Cristus seide: Gheeft dat heilichdoem niet 136 den honden voer, noch en werpet niet die margariten voer die 137 Ga naar margenoot137varken. Iu is gegheven te kennen dat verburgen wonder des 138 riken Gods, den anderen in parabolen op-datsi siende niet 139 <en> sien, ende horende niet en horen. 140Ga naar margenoot140-163Dit sijn die parabolen die Cristus in sijnre sermonen leer-141de ende die de ewangelisten hebben opgescreven. Eerst van 142 drierhande zade, die de zayer werpt inder aerden ende dat 143 hi selve bedude. Daer-na van enen coninc, die sijn ghelt gaf 144 sinen knechten ten oerbaer te leggenGa naar voetnoot144 ende hi voer uut. Daer-145na vanden wijngaert, den die vader des huusgesins plantede, 146 ende hoe die acker-lude dair bi dedenGa naar voetnoot146. Daer na van enen riken 147 vrecke, die sijnre zielen veel guets vergadert hadde ende hoe 148 hem gesciede. Daer-na vander margariten, die mitten acker 149 ghecoft wert. Daer-na vanden pharizeus ende publicanus, die 150 beide inden tempel Gode aenbaden. [90a] Daer-na vanden tien 151 ioncfrouwen: die eerste vijf waren dwaes ende die ander vijf 152 wijs ende hoe hem ghesciede. Daer na van des weyts coorn, 153 dat vallen soude inder aerden ende sterven soude ende veel 154 vruchten voortbrenghen. Daer-na vanden verloren soon, die 155 al sijn guet qualiken overbrachtGa naar voetnoot155 ende hoe en die vader weder | |
[pagina 392]
| |
156 ontfinck. Daer-na vanden twee sonen: die een seide, hi woude 157 sijns vaders hieteGa naar voetnoot157 doen ende hi en dede niet, die ander seide, 158 hi en woudes niet doen, doch dede hijt. Daer-na vanden men-159sche, die ghien bruloftscleet aen en hadde ende hoe hem gescie-160de. Daer-na vanden genen, die onder die mordenaers viel 161 ende hoe een samaritaen ontfermherticheit aen hem dede. Veel 162 ende ander meer parabolen sprac onse heer Ihesus Cristus, 163 die ic hier niet al bescriven en mach. 164Ga naar margenoot164-179Doe onse heer Ihesus Cristus leerde ende predicte, dede 165 hi grote teyken wonder ende mirakel om drierleye sake wil. 166 Eerst in betuuchnis sijnre leer, datsi van Gode was ende waer-167achtich, ghelijc als Nycodemus tot hem seide: Wi weten, 168 meester, dattu van Gode gecomen biste; niemant en mach dese 169 teyken doen die du doeste, ten waer dat God bi hem si. Ander-170warf, om te betogen sijnre godheit, want die miraculen die 171 Cristus dede, ghingen over alre natuerliker dingen macht, die 172 gescapen sijn, ghelijc als die blinde man seide, den Cristus 173 siende hadde ghemaect: van aenbeghin der werelt yst nye 174 gehoort, dat yemant eens geboren blinde [90b] oghen op-175dede. Derde warf, om die menschen gelovich te maken. Of 176 yemant sijn woorde niet en geloefde, dat hi sijn werck ghe-177loofde, als hi selve seide tot hem. Ende daer-om so sprac dat 178 volck: Wie is dese nuwe leer, want hi in machtGa naar voetnoot178 gebiet die onsu- | |
[pagina 393]
| |
179 Ga naar margenoot179-187ver geesten ende si sijn hem onderdaen. Die lerar sinte Augustijn 180 seit, dat miraculen sijn properliken van allen anderen wonderGa naar voetnoot180 181 te ondersceiden: is een hoghe onghewoenlick wonder, dat bo-182ven macht der naturen gaet ende boven datmen in verwon-183deren verbeiden machGa naar voetnoot182. Die lerars segghen, dat vier dinghen 184 horen tot waerachtige miraculen: eerst datsi gescien van Gode, 185 <voort dat si gescien boven der naturen macht,> voort datsi 186 sijn openbaerlic ende kennelicGa naar voetnoot186, voort dat si sijn in starckinge 187 des kersten gelove. Ende waer dat enich punt van desen vieren 188 onbraeck, so en waert ghien waarachtich mirakel. In deser 189 Ga naar margenoot189wijs dede Cristus mirakel, ghelijc als hi seide: Die Vader, in 190 mi blivende, die doet dat werc, (Glosa:) want God alleen mach 191 die scickenisseGa naar voetnoot191 der naturen wandelen ende dat hoort toe waren 192 miraculen, als ic voor seide. 193Ga naar margenoot193-209Die miraculen, die Cristus dede bi sinen leven, als die ewan-194gelisten bescriven, sijn dese. Eerst doe hi inder bruloft wandel-195de water in wijn. Daer-na maecte hi gesont den malaetsche man, 196 den hi mitter hand roerde; daer-na maecte hi gesont Centu-197rionis knecht, die lach ende began te sterven. Dair-na verwec-198te hi vander doot des weduwen soon, die buten der poorten 199 ghebracht was. Daer-nae [90c] maecte hi gesont gychtigen 200 mensche, diemen vanden dake voer hem neder liet. Daer-na 201 gesonde hi een wijf van hoere vrouweliker siecte. Daer-na ver-202dreef hi veel bose geesten uut den menschen, als daar veel ewan-203gelienGa naar voetnoot202 van sijn. Daer-na sadede hi vier dusent menschen mit 204 seven broede ende mit cleyne vischkijns. Daer-na rechtede hi | |
[pagina 394]
| |
205 een vroukijn, die achtien iaer crom gegaen had. Daer-na ver-206weckede hi Lazarum, die vier dage doot geweest had. Daer-na 207 suverde hi die tien uutghesetteGa naar voetnoot207 menschen. Daer-na makede hi 208 gesont veel menschen van der coortse. Veel ende ander meer 209 miraculen dede Ihesus die hier niet ghenoemt en sijn. |
|