Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
(1937)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 239]
| |
Dat. XXXIII. <capittel> is vanden vijf heydensche gebode.Ga naar margenoot1-2423Doe die heyden vernamen den mereGa naar voetnoot3 ende verstonden [53 a] 4 dat die ioden hadden een propheet, die mit horen God so hey-5melic allene sprack van aensichte tot aensichte als een vrient 6 mitten anderen, ende dien hoer God hadde gegeven tien gebo-7de, daer si na souden leven, doe quamen si mit gemenen radeGa naar voetnoot7 8 totten heydensche meester Pytagoras ende seiden aldus: ende 9 want niement onder hem en waer so wijs noch soe duechtlick, 10 die bet mit goden mochte wesen, - want overmits sijnre gro-11ter geloefder wijsheit so hiet hi Preceptor, dat beduut een 12 gebieder, - dat hi van horen gode woude begheren oic ewe 13 ende geboden, daer si na leven souden. Dese meester wert 14 verwonnenGa naar voetnoot14 van hoirre bedinge willen ende vergaderde die hey-15den in enen sueten dale uut die stede, die daer waren vol onrey-16nicheden, ende screef hem in gulden roedenGa naar voetnoot16 vijf geboden. Al-17dus veel ongelijcs hebben dese geboden mit malcander. DieGa naar voetnoot17 18 eerste gaf God, dese anderGa naar voetnoot18 enen mensche; die eerste worden 19 gegeven in enen berge, die ander in enen dale; die eerste wor-20den gescreven in enen harden stenen tafel, dese ander in enen 21 weke gulden blade; die eerste screef die vingher Gods, dese 22 ander een vingher des mans; die eerste ontfinc een heilich 23 propheet, die mit Gode sprack, dese ander een heydensche 24 philosophus, die mit hem selven spracGa naar voetnoot24; der ander sijn tien, | |
[pagina 240]
| |
25 deser mer vijf; die eerste bieden ende verbieden, dese ander 26 alleen gebieden. 27Dat eerste heydensche gebot is Time unum Deum, dat be-28duut: vrucht enen God. Dit ghebot heeft drie clausel ende 29 verstaen. [53 b] Dat eerste: vruchte den rechtveerdigen God 30 mit knechtliken anxt. Die knecht onsiet sinen heer om scadeGa naar voetnoot30 31 sijnre huer te hebben of om slage die hi vreest te ontfangen. Al-32so ontsie dinen gerechtigen Gode om dijns selfs wil, om die sca-33de ende pijn, die du moghes ontfanghen om overtreden sijnre 34 gebode. Die scade is dat ewige leven te verliesen, die pijnGa naar voetnoot34 is 35 die verdoemenis der hellen te vercrigen, want dese gerechtige 36 Ga naar margenoot36heer verleent een ygelic loen na sinen wercken ende nae sinen 37 Ga naar margenoot37verdiensten. Dat is een guede anxt, als Salomon seit, want si 38 doet die sonden laten. Die ander clausel ende verstaen is: 39 vruchte den oversten, gloriosen God. Sijn name is ewelick 40 gebenedijt ende dat doe mit enen eerlikenGa naar voetnoot40 ende waerdigen 41 anxt, ghelijc als een vrient ontsiet den anderen, of als doet 42 een oetmoedich iongher sinen alren besten meester, die en 43 mit sorgenGa naar voetnoot43 regiert. Also ontsie dinen waerdigen God, dattu 44 merckesGa naar voetnoot44 op sijn weldaet ende verdienste, die hi in di dicke 45 heeft zegaen, als <eerst>Ga naar voetnoot45 een redelick creatuer mit volmaec-46ten sinnen, na enen kersten mensche, die sijn ewe ende leer 47 mach bekennen ende na wil vergheven dijn sonden ende verle- | |
[pagina 241]
| |
48nen genade die duecht te beleven. Hier om dochGa naar voetnoot48, als Seneca 49 seit: sijnre hogher eren ghif lof ende danck in allen werken 50 Ga naar margenoot50ende begheer hulp van hem. David seit: Wat sal ic den heer 51 weder gheven voer al dat hi mi heeft gedaen; ic sel den naem 52 des heren anroepen (Glosa:) mit bedinge, knyelen ende offe-53Ga naar margenoot53ren. Dit is een beter anxt, als Cristus seit: Vrucht Gode [53 c] 54 ende hout sijn gebot; daer is alle menschen in behouden. Die 55 derde clausel ende verstaen is: vruchte den alre guedertie-56rentste God, die di gescapen heeft, die di aldus wel-gedaen 57 ghemaect heeft ende di an ziel ende an lijf besittet. Ende 58 dat doe mit enen kintliken anxt, want hi die alre liefste vader 59 is, die <in> den <hemel>Ga naar voetnoot59 sorge voer ons draecht. Ende 60 als een lijf kint ontsiet sinen gueden vader, so vruchte voer 61 den alre besten God, hem te vertoornen, tegen hem te doen 62 of ymmer meer <van hem warden> te sceidenGa naar voetnoot62 ende dat van 63 rechter liefte ende nerghent anders <om>Ga naar voetnoot63, want hi van hem 64 selven overguedich ende verkieselic is. Dese anxt is die edelste 65 ende alre best, want si comet uut minnen. Aldus ontsach die 66 propheet God onsen heer; doe hi sach sijn aensicht aen, vol 67 Ga naar margenoot67van genaden, seide hi aldus: Heer, ic hoorde di ende was ver-68vaert, ick sach dijn aensicht ende ic vreesde voir di (Glosa:) 69 ymmer di te verliesen. 70Dat ander heydensche gebot is: Velle proximo fieri quod 71 tibi, dat beduut: Wil dinen even-mensche gescien dattu di 72 selven gonste. Dit gebot heeft oic drie clausel ende verstaen. 73 Dat eerste is: Gunne dinen even-menschen dat du di selven 74 gunste mit heiliger vrienscap. Een ygelic mensche is gescapen 75 naden beelde Gods ende geroepen totten ewigen leven ende | |
[pagina 242]
| |
76 begaeft mit den heiligen gelove. Ende want een yghelic woude 77 gaern salich wesen ende mit wardenGa naar voetnoot77 behouden, so selste so 78 heiligen vrienscap tot allen menschen dragen, dat hem [53 d] 79 wel gunnes, dat hi sinen Gode gelike, kristen gelove beleve 80 ende houde, ende dat hi sijn ewige salicheit an Gode verdiene. 81 Ende hier an so selste hem raden helpen ende vorderenGa naar voetnoot81 ende 82 aldus so hebste die menschen lief om Gods eer wil. Ende dit 83 is een heilich vrientscap ende si is guet, al is si ghemeen. Die 84 ander clausel ende verstaen is: Wil ende gunne dijn even-85menschen, dattu die selven gunste mit rechtvaerdiger vrientscap. 86 Een yghelick mensche om edelheit sijnre reden ende ghe-87moets wil hadde gaern eer, lof ende prijs ende dat machmen 88 nerghent <bet> mede vercrigen dan mit duechden ende ge-89rechtighe wercken; daer om so selstu so gherechtige vrientscap 90 tot allen menschen dragen, dattu om ghiens vrients wille onrecht-91vaerdicheit of ondoecht en selte doen, noch des ghelijcs dat on-92eerlic is, en selte niet op hem versoeken, noch begheren. Ende 93 want dan dese vrientscap rechtvaerdich in die duecht alleen 94 staet ende onduecht laet, so hiet die vrientscap rechtvaerdich 95 ende is beter dan die eerste. Die derde clausel ende verstaen 96 des gebots is: Gunne dinen evenmenschen dat du di selven 97 gunste mit waerachtiger vrientscap. Een yghelick mensche is 98 gekeert op sijn eyghen ghemack ende bate ende om die te 99 crigen so suecken veel luden vrienscap, want si hem selven 100 alleen menen tot allen dat hem vander vrienscap comen machGa naar voetnoot99. 101 Mer dese gunst en is niet waerachtich, sonderGa naar voetnoot101 wanneer datttu 102 dinen vrient lief hebbes om sijn oerbaer ende geluckGa naar voetnoot102 willen, 103 niet om [54 a] die dijn, ende <om> sijnre eer ende genoecht 104 wille, ende di selven niet alre eerste en soekes, mer op dat 105 dinen vriende guet gescie so hebstu waerachtige vrienscap; en-106de die is di alre best ende edelste, mer selden plecht mense 107 te vinden. | |
[pagina 243]
| |
108Dat derde heydensche ghebot is: Sumere iudicium a teipso, 109 dat beduut: In alle saken nym eerst oordelGa naar voetnoot109 van di selven. Dit 110 gebot heeft oic drie clausel ende verstaen. Dat eerste is: du 111 en selte dij ghien gheorloft oordel of recht onderwinden, als die 112 Ga naar margenoot112apostel seyt: Hoe is yemant so koen die enen vreemden knecht 113 dorre oordelen ende berichtenGa naar voetnoot113, die hem niet bevolen en is; 114 hi staet en valt sinen heer alleen. DaerGa naar voetnoot114 <om> seide een die 115 mitten anderen keef ende vacht in Egypten totten ghenen diese 116 Ga naar margenoot116woude berechten: <wie heeft di gheset vorst ende rechter over 117 ons?>. Aldus seide oic Absolon, doe hi coninc werden wou-118Ga naar margenoot118de: wie heeft mi gheseit, dat ic nu moge oordelen ende rech-119ten (Glosa:) woude ghijt doen, so dede ict gaerne. Sich hoe 120 hi niet sonder beveleng rechtsGa naar voetnoot120 hem onderwinden <en> woude. 121 Sinte Gregorius die paeus seit: Het is een vermeten gheck, die 122 sijn zekelGa naar voetnoot122 werpt in eens anders man coorn. Also isset mitten ze-123kel der tongen, daer wi die luden mede oordelen in saken, die 124 ons niet en sijn bevolenGa naar voetnoot124. Die ander clausel ende verstaen is: 125 du en selte ghien heymelike saken oordelen of berechten, want 126 Ga naar margenoot126God is alleen, die de herten kent, ende om dattet di onseker 127 is, in wat mening dat die dingen sijn gesciet, of niet en wetes 128 claerlick watter is ghesciet, of <wat> tu hiernamels mochste 129 [54b] doen of wattu soudes hebben gedaen, of di sulke becorin-130ge hadde overgegaen, so selstu di die verburgen saken ontslaenGa naar voetnoot130. 131 Ga naar margenoot131Dat leert ons Paulus, daer hi den Romeren scrijft aldus: Die 132 daer vastet, die en versmade niet den die daer etet, noch en | |
[pagina 244]
| |
133 sellen niet oordelen; God heeftet aen hem genomenGa naar voetnoot133 (Glosa:) 134 diet weet oft hem noot is ende so mochtet Gode wel behagen. 135 Ga naar margenoot135Salomon seit: In allen dingen ghif Gode die eer (Glosa:) dat-136tu alle dinc in die beste vuegen selte kerenGa naar voetnoot136. Hier om ist, dat 137 Ga naar margenoot137Paulus seit: Die mi oordelt, dat is God (Glosa:) die kent 138 mijn consciencie. Die derde clausel ende verstaen des ghebots 139 is: In allen saken selste di selven eerst aen sien ende berech-140ten. Sinte Barnardus seit: Veel luden weten veel ende si en 141 weten hem selven niet; si sijn versmadende enen anderen, 142 Ga naar margenoot142mer si en sien niet in hem selven. Daer-om seit Cristus: Si 143 sien een stubbeGa naar voetnoot143 of een caf in eens anders oge, mer si en sien 144 Ga naar margenoot144ghien balck in haers selfs oge. Dese sijn gelijck, daer Paulus of 145 seit: Si seggen enen anderen: stel niet, doch ghien overspil 146 ende si doent selve ende daer om en sijn si niet te ontscul-147digen; daer si enen anderen in oordelen, verdomenseGa naar voetnoot147 hem 148 selven. Hier om seide Cristus totten pharizeen, die dat vrou-149Ga naar margenoot149kijn in overspil hadden begrepen: Wye van iu allen sonder 150 sonde is, die werp den eersten steen in haer. Ende voirtmeer 151 Ga naar margenoot151seit hi aldus: Wilt niet oordelen, op-dat ghi niet geoordelt 152 Ga naar margenoot152en wert. Alsulke oordel, alstu gheves, so selstu ontfangen. 153 Aldus qualiken oordelde die guetdunckendeGa naar voetnoot153 pharizeus den 154 publicaen een openbaer sondaer, doe hij [54c] seide in hem 155 selven: Ende ic en ben niet als dese publicaen. Nochtan so 156 ginc die publicaen gerechtvaerdicht in sijn huus ende die ander 157 bleef in sinen sonden. | |
[pagina 245]
| |
158Dat vierde heydensche gebot is: Cavere a re turpi, dat be-159duut: ghi selt iu hoeden vanGa naar voetnoot159 leliken, vulen dingen. Dit gebot 160 hevet oec drie clausel ende verstaen. Die eerste is: du selte 161 di hoeden van leliken onwetenheit of domheit dijnre verstan-162denis. Seneca seit in sijnre epistolen: Die lelicste worpGa naar voetnoot162, die 163 gesciet, dat is onwetenheit of dwaesheit. Sinte Augustijn seit, 164 dat Plato een lelick, haetlickGa naar voetnoot164 mensche was van aensicht, mer 165 die scone phylozophia, sijn claer verstant, sijn ongebrokenGa naar voetnoot165 166 waerheit, die makeden suverlic, want poeta seyt: Bynnen 167 Ga naar margenoot167ende buten so ciert die wijsheit den mensche. Een scoen 168 mensch sonder wijsheit is een doot gemaelt beelde. Salomon 169 Ga naar margenoot169seit: Ydel ende bedrieghende so is die scoenheit, een wijf die 170 Gode ontsiet, sel men loven. Die ander clausel ende verstaen 171 des gebots is: Hoede di van leliken gedachten of begripGa naar voetnoot171 dijnre 172 beghering. Seneca seit: Al besaetstu alder werelt guet, waer 173 felheit ende quaetheit in dinen herten, so bleefstu doch on-174salich, om-dat dijn heymelichste camer der beghering lelick 175 ende vul is. Ende dese lelicheit van begheerten scicketGa naar voetnoot175 uut 176 sinte Augustijn ende seit: Als een versmaet dat onwandelba-177rige guet mit minnen in te hangen ende verkieset verganclike 178 dingen iegen der ewe Gods ende betuuch sijns gronts, so wart 179 sijn aensicht van binnen lelick ende zwart, als of hi over [54d] 180 die coelenGa naar voetnoot180 hadde geseten. Die derde clausel ende verstaen des 181 gebots is: Hoede di van leliken wercken in alle dinen litmaten. 182 Seneca seit: Is hi niet lelick geworden, die om sijnre quader 183 wercken wil allen menschen haetlic wart, Gode versmadelic 184 ende hem selven onwaerdichGa naar voetnoot184. Ghelijc datmen leest van twien 185 heyden, die in enen sceep waren mit storm. Die quade men- | |
[pagina 246]
| |
186sche en was niet vervaert, want sijn leven en was hem nietGa naar voetnoot186 187 waert, mer di doghende man, die ghinc die vaernis an, om-dat 188 hi wel suverlick guede wercken conste doen, daer of geprijst 189 wert die man. Dese lelike wercken noomt Sinte Augustijn ende 190 Ga naar margenoot190seit, dat si hieten sonde. Paulus seit: lelike wercken sijn dese 191 sonde: roef, diefte, overspil, dronckenscap, verraderye, 192 meeneder, ewebreker, logentael ende des gelijcs veel. Wie 193 die dingen doet en sal niet comen in dat rike Gods. 194Dat vijfte heydensche gebot is: Veritatem in omnibus. confi-195teri, dat beduut: du selte die waerheit in allen dingen be-196lyen. Dit gebot heeft oic drie clausel ende verstaen. Dat eerste 197 is: du selte in allen dingen die waerheit der leer begheren te 198 kennen. Ende dese waerheit staet in openbaringe consteliker 199 saken ende staet in twie manieren. Die eerste is: subtile const 200 van phylosophien of vroemdeGa naar voetnoot200 meesterscap daer die synnen 201 mede werden verlicht, als die heydensche meesteren hebben 202 gevonden ende in vryen consten after gelaten. Dese hebben 203 in horen boeken die waerheit der leer ende der consten be-204liet, want si der sentencien scat niet en hebben [55a] ghehudet 205 noch verburgen gehouden. Die ander wise deser constigher 206 waerheit staet in regulen, in rechten, in loyken ende in statu-207ten, die de wijsen ende die heren mitten volck op hebbenGa naar voetnoot207 208 genomen, daer si hoer leven na mogen rechten ende vredelic 209 in deser werelt mit malcander leven. Dese waerheit hebben die 210 propheten, apostolen, leerre ende predicaren niet gehuedet, 211 Ga naar margenoot211mer mit horen sermoen ende lessen opelike ghelyet. Als Salo-212mon uut horen monde seit: Mijn hals sal overdencken die 213 waerheit, mijn lippen sellen den quaden laken ende straffen. 214 Die ander clausel ende verstaen des gebods is: du selte in 215 allen dingen die waerheit der rechtvaerdicheit belyen, dat is: 216 een sal in allen sinen oordel ende vonnis bliven biden pade 217 des rechts, noch om lief noch om leed, noch om have, noch | |
[pagina 247]
| |
218 om bede wil totter siden uut gaen; hi en blive starck inder 219 Ga naar margenoot219saken waerheit staen. Dese man, seit Salomon, sel sitten inden 220 stoel der ouderen, dat is: hi sel mit recht een senatoer wesen. 221 Of aldus: als een tot rechte geroepen wert, des hi wittichGa naar voetnoot221 222 ende wetende is, brengt mit tughe te voorschijn. Hier om 223 seyt Aristotiles: Die woorde eens rechtveerdigen menschen 224 en connen niet lieghen van dat hi weet, ende hi can loegen 225 wel openbaren. Wair daer twie ghevreendeGa naar voetnoot225 sijn, daer ist heilich 226 die waerheit te eren. Die derde clausel ende verstaen des 227 gebots is: du selte in allen dingen die waerheit des levens 228 belyen ende voortbrengen, dat is, dat dijn leven getogen si 229 nader reghel ende mate der ewe Gods, [55b] daerGa naar voetnoot229 uut nymt 230 waerheit des levens haren staltGa naar voetnoot230, dat hi kunne dat quade cas-231tyen, dat guede vorderen ende mate in allen dingen behouden; 232 dit hiet die waerheit te beleven. Of aldus als sinte Augustyn 233 seit vanden gevensden ypocriten, die hoer leven setten, datse 234 die lude prisen ende niet en achten, <wat>Ga naar voetnoot234 haer gront in hem 235 tughet. Dit is een behendeGa naar voetnoot235 valscheit van leven ende daer om 236 seit hi: AnterGa naar voetnoot236 si alstu schines of schijn alstu bist. Of aldus: 237 waerheit van leven is, dat een sinen biechtvader sel waerachte-238lic inder biechte gheven te kennen, ende waerheyt van leerGa naar voetnoot238 239 ende van beteringe sijns levens gaern nemen. Ende die hier | |
[pagina 248]
| |
240 <in der> tijtGa naar voetnoot240 na dusdaniger waerheit richtet sijn leven, God 241 sel hem inder ewicheit een waer salich leven weder gheven. 242 Amen. |
|