‘Dus bestaan er ook rood met witte Poeien?’
‘Ja, jongeheer.’
Keesje begreep er niet veel van, maar dat liet hij niet merken. Hij wou verder lopen maar de boer riep:
‘Hé, wacht eens effen! Wat heb je daar voor een bezem?’
‘Nou, een gewone bezem om het straatje voor ons huis schoon te maken,’ zei Keesje, die niet wou verklappen dat het een wonderbezem was.
‘Daar geloof ik niets van!’ riep de boer en pakte de bezem weg uit de handen van Keesje en liep er hard mee weg.
‘Dat is gemeen,’ riep Keesje en holde de boer achterna. Maar hij haalde hem niet in. Keesje zag wel dat de boer, of liever gezegd de dief, een boerderij inging.
Daar moet hij wonen, dacht Keesje. Dat kan niet anders.
Keesje liep naar de boerderij toe en keek door het stalraampje en zag hoe de boer de bezem in een bergje hooi verstopte.
Dat weet ik alvast voor vannacht, dacht Keesje, want hij was van plan de bezem 's nachts terug te halen.
Het werd langzamerhand avond. Keesje zat te wachten achter een dikke boom. Toen hij zag dat de lichten van de boerderij uitgingen, kwam hij achter de boom te voorschijn.
Keesje sloop naar de boerderij.
Hij zocht eens naar de slaapkamer van de boer en de boerin. Hij keek door het raampje.. Prachtig, de boer en de boerin sliepen allebei. Het kon niet beter!.. Maar.. hoe moest Keesje nu in de stal komen waar de bezem verstopt lag? Daar stond Keesje nu. Nu was hij nog niet ver. Opeens.. Keesje wist het. Hij kon goed klimmen. Hij zou