'Geloof mij Uw oprechte en dankbare Vriend'. Brieven uit de Nederlandse letteren, verzameld en van commentaar voorzien door vrienden van Marita Mathijsen, 30 oktober 2009
(2009)–Yra van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd28 Camiel Hamans,
| |
Van Nispen‘Ik vermoed, dat over een jaar of wat de hele naam Jan Hanlo weinig of niets meer zegt,’ schrijft Jhr. Everard van Nispen tot Pannerden (1908-1987), neef en executeur-testamentair van Jan Hanlo (1912-1969) begin 1972 aan de notaris die de nalatenschap van Hanlo formeel moest afwerken. ‘Enfin als de uitgevers nu maar de boeken kunnen kwijtraken, dan vind ik het best voor de pot.’Ga naar voetnoot71 Die pot was natuurlijk voor de neven en nichten. Met de verkoop van Hanlo's oeuvre is het echter nooit echt florissant gegaan en eeuwigdurende roem is hem evenmin ten deel gevallen. B&W van Valkenburg kregen in 1997 bijvoorbeeld geen steun van raad en bevolking om het hofje dat gebouwd werd op de plaats van het voormalige poorthuisje waarin Hanlo jaren gewoond had, naar hun vroegere plaatsgenoot te noemen. In heel Nederland zijn er tot nu toe maar twee Jan Hanlo-straten, in Almere, waar zelfs sportlieden en natuurverschijnselen nog vernoemd worden, en in Den Haag. Met de faam van Hanlo leek het in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw echter anders te gaan. Zeker Beneden-Moerdijks gold hij als een burgerschrik. Ook in litteris. Toen in 1964 een enthousiaste gymnasiast te Roermond bijvoorbeeld voorstelde een spreekbeurt aan deze experimentele streekgenoot te wijden, stuitte hij slechts op opgetrokken wenkbrauwen. Tot hij in gesprek raakte met zijn geschiedenisleraar de zeer eerwaarde heer Jhr. drs. Hubert Jo. Can. Marie van Nispen tot Pannerden (1921 -1985). Huib van Nispen, als historicus bekend gebleven vanwege zijn biografische schetsen van Roomsche prelaten als de monseigneurs Schrijnen, Drehmans, Van Gils, Hanssen en anderen en vanwege zijn aardige petites histoires zoals die over de ontzetting uit het kiesrecht van de directeur en de leraren van het Roermondse Bisschoppelijk College in 1888Ga naar voetnoot72, was vanzelfsprekend verwant aan Jhr. Everard maar op enige afstand, zodat er tussen hem en Jan Hanlo geen familieband bestond. | |
ValkenburgToch kenden ze elkaar. De jonge Huib was in Valkenburg geboren en had daar school gegaan in de jaren dat Hanlo met zijn sigaren rokende, patricische moeder vanuit Deurne naar Zuid-Limburg was getrokken. Mijnheer Van Nispen wist natuurlijk, zoals allen die het nieuws volgden in die jaren, van het schandaal dat Jan Hanlo verwekt had met zijn abstracte klankgedicht ‘Oote’ en hij herinnerde zich eveneens terdege de rel die mr. Willem Carel Wendelaar, vooroorlogs burgemeester van Alkmaar en spreekbuis van de gegoede burgerstem in de VVD, in 1952 had weten op te roepen door ‘Oote’ te citeren in de Eerste Kamer en de minister te verwijten dat zoiets decadents gepubliceerd werd in het met subsidie verschijnende literaire blad Roeping. Maandenlang hebben de kranten hierover vol gestaan. Voor Elsevier en zijn literair redacteur Michel van der Plas was het zelfs aanleiding een geheel pro en contra nummer uit te brengen. Andere geruchten over Jan Hanlo, zoals die over zijn periodieke drankzucht of het verhaal dat hij niet met zijn handen van jongetjes kon afblijven, zullen de keurige priester-leraar Van Nispen evenmin onbekend geweest zijn. Toch arrangeerde hij een ontmoeting tussen de dichter en zijn leerling. Geestdrift diende immers beloond te worden. Hanlo bleek een eenzelvige, zonderlinge man, die zich veel minder bekommerde om zijn naam dan om de juiste plaatsing van een komma. | |
GoversTwintig jaar later schrijft Albert Jan GoversGa naar voetnoot73: ‘ik had allang over Jan Hanlo willen schrijven. Jan Hanlo overleed op 57-jarige leeftijd in Maastricht - mijn geboorteplaats - na een noodlottig ongeval. Hij was oorspronkelijk leraar engels bij Schoevers, die zijn eerste dertig jaren geen gedichten schreef (...) die bekend werd toen “Oote” in 1952 in de Eerste Kamer der Staten-Generaal werd geciteerd en ten slotte zo beroemd is geworden, dat elke door hem geschreven zin nu bij voorbaat publicabel werd geacht.’ Een visie die lijnrecht staat tegenover die van Jhr. Everard van Nispen, maar naar de feiten van nu uitwijzen even weinig gefundeerd. Govers en Hanlo hebben elkaar gekend, dat is duidelijk. Govers (1922-1999) heeft net als Hanlo zijn hele leven tegen de letteren aangehangen. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was hij de schrik van de koffiekamer van de Leidse Neerlandici aan het Levendaal. Nadat hij in 1976Ga naar voetnoot74 zijn loopbaan als psycholoog voortijdig beëindigd had, wierp hij zich met alle energie en gedrevenheid die in hem was - en dat was veel - op de moderne letterkunde. Werkgroepen legde hij lam met zijn interventies en wie ongestoord dacht even de krant te kunnen lezen bij een kopje koffie liep grote kans getuige te moeten zijn van een heftig literair debat dat Govers voerde met alle dames op wie hij beslag kon leggen. Zijn overredingskracht zette hij kracht bij met een vervaarlijk overbuigen van zijn grote, wit-negroïde hoofd tot dicht bij het meest nabij zijnde vrouwelijke gelaat. | |
EierenGovers en de dames blijkt een verhaal met veel ingangen te zijn. Toen Hanlo en Govers elkaar mei 1943 bij de Arbeitseinsatz in Duitsland hadden leren kennen en vanwege hun gezamenlijke achtergrond als psychologiestudent vriendschap hadden gesloten, was Govers verwikkeld in een zijns inziens vastgelopen verloving met een meisje in Maastricht, Clemence Schoonbrood. Hanlo keerde vanwege een maagkwaal terug naar Nederland en beloofde Govers Clemence op te zoeken om te proberen de relatie op enigerlei wijze vlot te trekken. Hanlo, normaliter eerder iemand die anderen voor zich liet draven dan dat hij zich zelf inzette voor de medemens, bezoekt Clemence en merkt dan hoe dol zij op Govers is. Ze spaart zich al het voedsel uit de mond en wil hem zelfs perziken na sturen naar zijn Duits Arbeitslager. Zij heeft al 150 eieren opgespaard, zodat hij voldoende kan aansterken. | |
TrouwAan Govers is dit allemaal niet besteed. In zijn correspondentie met Hanlo, die als ware het een Bij Nader Inzien-conversatie tussen volwassen wordende studenten over alles gaat wat maar enige diepzinnigheid verdraagt - Hanlo's eeuwige thema's als de wilsvrijheid, het geloof, de rol van de schepper en de schepping, het streven naar idealen, de plaats van schoonheid in een waardesysteem, de verhouding tussen weten en relativeren -, komen vanzelfsprekend ook de onderwerpen liefde en trouw aan bod. Hanlo is heel stellig: ‘Liefde is trouw. Of liever: trouw is liefde.’ Govers blijkt een aanhanger van de ‘vrije liefde’ en propageert ‘eerst de liefde en dan de trouw’ (...) ‘Een ideaal is wel mooi, maar 'n vergooid en vergald mensenleven is erger dan 't ten dele vertrapt ideaal.’ Onnodig toe te voegen dat Hanlo hierop reageert met ‘dat is mijn mening niet.’ Ga naar voetnoot75 Het idee van de vrije liefde heeft Govers niet opgegeven: ‘Na de oorlog ontmoette ze (de schrijfster Sera Anstadt ch) Albert Jan Govers, Peter voor intimi, die kinderpsycholoog was en ook een beetje dichter. Ze trouwden. Maar het huwelijk, waaruit een dochter en een zoon werden geboren, leed in 1954 schipbreuk: Govers was niet al te trouw.’Ga naar voetnoot76 Dat Govers tot het eind zijner dagen een grote aantrekkingskracht op het vrouwelijke geslacht behield, bewijst het feit dat na zijn dood Nelly van Wuijckhuijse-Verkuyl in eigen beheer een klein bundeltje uitgaf met drie teksten van Albert Jan GoversGa naar voetnoot77. | |
PeterMet zijn voornaam heeft Govers blijkbaar moeite. Hanlo noemt hem Jan, eenmaal JeanGa naar voetnoot78, maar nooit Albert Jan. Blijkens een brief aan Gust GilsGa naar voetnoot79 heeft Hanlo weet van Govers' vermommingsdrift: ‘Vroeger had ik ook een paar vrienden (Jan Govers, hij heeft korte tijd gedicht onder de naam Aljachov in Ad Interim (...)’. Peter vloeit evenwel niet uit Hanlo's pen. Toch is dat een van de andere pseudoniemen waarvan Govers zich in de laatste oorlogsmaanden bediende. In het tweede poëzienummer van Parade der ProfetenGa naar voetnoot80 publiceerde hij zowel onder de naam Ivan Aljachov als onder die van Peter van Heerden. Als Aljachov, de naam waarmee hij debuteerde, heeft Govers nog jaren later in het reünienummer van Parade der Profeten uit 1979 zijn ‘Dagboek uit de hongerwinter’Ga naar voetnoot81 gepubliceerd. Aljachov is een dichter met een traditionele inslag, zoals blijkt uit zijn eersteling, opgenomen in een eerder nummer van de Parade: Bede
Het leven is één verbeten strijd
om het einddoel te bereiken.
Soms waren wij het uitzicht kwijt,
maar ons vertrouwen zou niet wijken.
Wij wilden God, oeroude norm
van ‘t wiss'lend leven naderkomen
Maar kunnen wij door déze storm,
in déze stortstroom 't vlot nog bomen?
Ik ben bereid om nu te sterven
voor Hem, onder Wiens vlag ik dien.
O God, voor ‘k ook deez’ gunst zal derven,
laat mij, voordat ik sterf, de haven zien!Ga naar voetnoot82
Ondanks het feit dat deze vormvaste rijmelarij niet erg veel weerklank heeft gevonden, heeft Govers de lier niet aan de wilgen gehangen. Nadat hij de psychologie eraan gegeven had, werd Govers weer behoorlijk productief: in 1977 verscheen bij De Beuk in Amsterdam zijn bundel Liefde is zand en vijf jaar later Eindelijk anarchie. Ook stelde hij voor Manteau bundels samen zoals in 1985 Vijftig voorbij en vier jaar daarvoor de verzameling Jazz in Poëzie. Al deze latere publicaties zijn verschenen onder de naam Albert Jan Govers. De liefde voor jazz deelde Govers trouwens met Hanlo, zoals hij uitvoerig beschrijft in een essay in het speciale Bzzlletin-nummer gewijd aan Jan HanloGa naar voetnoot83. | |
AchterbergGovers beperkte zich geenszins tot poëzie, jazz en Hanlo. In MaatstafGa naar voetnoot84 bijvoorbeeld mengde hij zich in het debat over de vermeende collaboratie van Garmt Stuiveling en de malicieuze rol die Marja gespeeld heeft bij het aan de orde stellen van Stuivelings bewerking van De Vooys’ Schets van de Nederlandse Letterkunde, in Hervormd Nederland publiceerde hij over Jozef EyckmansGa naar voetnoot85 en in Bzzlletin over ‘Gerrit Achterberg en de psychiatrie’Ga naar voetnoot86. Dit laatste artikel kwam Govers, ondanks het feit dat het betrekking had op zijn eigen vakgebied, op een schrobbering van Anneke Reitsma te staan: ‘Een voorbeeld hoe het absoluut niet moet is te vinden in een artikel van Albert Jan Govers “Gerrit Achterberg en de psychiatrie”, waar Govers als psychiatrisch deskundige een tendentieuze beschrijving geeft van de persoon Achterberg en onverkwikkelijke verbindingen trekt tussen diens levensloop en poëzie.’Ga naar voetnoot87 Toch was Govers al tijden zeer vertrouwd met Achterberg en diens werk. In de kring rond Parade der Profeten had hij Jan Vermeulen leren kennen, jarenlang steun en toeverlaat van Achterberg en trouwens naderhand zwager van Jan Wolkers en ontwerper van diens boeken, maar dat was niet het enige waaruit zijn belangstelling voor Achterberg bleek. Mei 2008 bood Antiquariaat Fokas Holthuis in zijn Nieuwsbrief 263 onder nommer 2 het volgende curieuze stapeltje aan: ‘2. Achterberg (Zes bundels van Achterberg, eind jaren veertig overgetypt, van omslagen voorzien en tot bundeltjes gemaakt door Albert Jan Govers. € 25. | |
MaiGovers debuteerde in 1945. Voor Jan Hanlo was het toen zo ver nog niet. Hij moest wachten tot 1947 en kon ook niet terecht in de toch enigszins prestigieuze tijdschriften Parade der Profeten en Ad Interim, waarin Govers ruimte kreeg. Hanlo debuteerde met ‘Vogels’ in het regionale blad Zuidenwind. Toch wisten ze al vanaf augustus 1944 van elkaar dat ze schreven en becommentarieerden zij elkaars werk, ook al zegt Govers ‘ïk heb Hanlo niet als schrijver gekend. Ik heb Jan Hanlo gekend vrijwel zonder literatuur, op een paar gedichten na. Wij spraken altijd over andere onderwerpen.’Ga naar voetnoot88 Hun vriendschap liep tot 1952, het jaar waarin Hanlo's naam definitief gevestigd werd met de publicatie en de openbare vertoning van ‘Oote’. De correspondentie vertelt eveneens een ander verhaal: ‘Je verzen vind ik nogal moeilijk,’ schrijft Hanlo augustus 1944 aan Govers. ‘Het gedicht “Gedenk” doet me wel iets, ik begrijp 't maar gedeeltelijk.(...) Hecht echter niet te veel waarde aan mijn critiek, want ik ben geen verzen-lezer, en ook geen verzenmaker. Mijn ader is definitief opgedroogd. (...) Je critiek op mijn verzen, die ik in zo'n, of liever deze enige periode schreef, is interessant omdat je er niet omheen draait.’Ga naar voetnoot89 En zo nog bijna twee pagina's dundruk door. Gedicht na gedicht verdedigt Hanlo. Govers, intussen ook terug van de Arbeitseinsatz, heeft net voordat deze brief geschreven wordt een week lang bij Hanlo en diens moeder Mai gelogeerd in Valkenburg. Zelf vertelt hij daar het volgende over: ‘Ik voelde me er erg op mijn gemak. Ik denk, door het volkomen ontbreken van kleinburgerlijke achterdocht en terughoudendheid. Mevrouw Hanlo geloofde in het latente kunstenaarschap van haar zoon, wachtte op de vonk waardoor het zich zou manifesteren. Zo liet zij Haimon [toenmalig bekend regionaal literator ch], die met zijn vrouw bijna wekelijks op bezoek kwam in diezelfde periode, tekeningen zien van Jan en een romantische étude voor piano, door Jan gecomponeerd. In die sfeer van aanmoediging durfde je met je eigen probeersels voor de dag te komen. Ik was, na drie jaar volstrekte stilstand, die zomer opnieuw met poëzie begonnen en liet er wat van zien aan mevrouw Hanlo. Terwijl zij las, liep Jan naar boven, hij ging wat halen. Het was een wonderlijk moment. Wij kenden elkaar meer dan een jaar en er was in die tijd nog nooit, met geen woord, sprake geweest van een mogelijke belangstelling voor literatuur.’Ga naar voetnoot90 | |
ProfetenHanlo toont Govers de oerversies van later zo beroemd geworden gedichten als ‘Zo meen ik dat ook jij bent’, ‘Klondike’, ‘Changement de décor’, ‘Je bent’ en ‘Herleven de nachten’. ‘Jan Hanlo heeft de vijf gedichten voor me gecopieerd, omdat ik ze graag wilde bezitten.’Ga naar voetnoot91 Met die buit keert Govers net voor de hongerwinter terug naar Utrecht. Daar ontmoet hij opnieuw zijn celvriend Emile den Tex, die als dichter in 1944 al bij de illegale Groningse uitgever In Agris Occupatis gepubliceerd had en wiens werk door de vaardige handen van Werkman op de drukpers was gelegd. Daar ontmoette hij in de cirkel van Parade der Profeten, de dichter-pokerspeler Francis Lulofs, later groot Nijhoff- en Reynaert-kenner, daar had hij opnieuw contact met de verzetsstrijder Ko Rooduyn, die ook literair actief was en bij Reinold Kuipers illegaal een bundel uitgegeven had en die naderhand onder de naam Hans Roduin zijn stimulerende werk voort zou zetten in Amsterdam in Galerie d'Eendt en weer later als dramaturg van Toneelgroep Centrum, daar trof hij Jan Vermeulen, de dichter-journalist Oege van der Wal en de dichter W.J. van der Molen, een man voor wie Hanlo diepe bewondering koesterde. De schrijvers Bergmann, pseudoniem van Aart Kok, Michaël Deak, schrijversnaam van Simon Kapteijn, Guillaume van der Graft, pseudoniem voor Willem Barnard, Ad den Besten, Hans van StratenGa naar voetnoot92 en zo velen meer verkeerden in de kring die auctor intellectualis Jan Praas voor zijn Parade der Profeten verzameld had en waarin Jan Govers gastvrij opgenomen werd, als dichter en als collega voor wie ruimte in de afleveringen gemaakt werd. Vreemd dat iemand die zelf net daarvoor ervaren heeft hoe de stimulans van Moeder Hanlo, hem over een drempel heen geholpen heeft, er zelf geen seconde aan denkt zijn vriend een duwtje te geven. En dat terwijl hij van diezelfde Mai toch begrepen had dat Jan een nog sluimerende talent was dat wachtte om wakker gekust te worden. In dezelfde brief waarin Jan Hanlo zo uitvoerig ingaat op Jan Govers' en zijn eigen poëtische probeersels geeft hij ook zijn visie op vriendschap: ‘(werkelijke) vriendschap is “een blauw soort haat”’. Was Hanlo misschien kleurenblind en verwarde hij blauw met groen? Groen is immers de kleur van de jaloezie. Een gevoel dat Albert Jan Govers tot in 1984 achtervolgd lijkt te hebben, toen hij vol afgunst schreef over zijn vroegere vriend Jan Hanlo dat, anders dan in zijn eigen geval, ‘elke door hem geschreven zin nu bij voorbaat publicabel werd geacht.’Ga naar voetnoot93
La Roque Gageac / Breda augustus 2009 |
|