27 Pamela Pattynama
Het eiland in 2 schiereilanden
verdeeld: Hitoe
(het grootste) Leytimor, (waarop
de stad
Ambon ligt en op de
uiterste
punt Noessa Nivé, op die
weg werd de professor vermoord)
Een langgerekte buitenbaai,
een bijna ingesloten binnenbaai, waar-
aan de
tuin Kleyntjes (Kate-
Kate
eigenlijk); iets ten Zuiden
een landengte Passo, waar
de prauwen overgetrokken
werden naar open zee.
Noordwijk Zee 24 Oct '56
Lieve mevrouw, dit is echt maar een krabbel (wanneer het U interesseert kan ik U wel een beter kaartje bezorgen!) ongeveer is het wel zo, er liep een weg van Ambon naar Noessa Nivé op de punt van het eiland en ook een de kant van de binnenbaai uit, maar die hield op bij de landengte en de moerassen, zodat de tuin Kleyntjes in die tijd alleen per prauw te bereiken was. Er woonde een oude dame warmee ik zeer bevriend was, sommige dingen werden gecombineerd, alles is ook niet letterlijk zo gebeurd, maar veel toen wel. Zij had een hotel in Ambon. Ik ben blij dat U in Indonesië geweest bent, ervan hield, want ik geloof wel dat dat als ondergrond nodig is, want ik weet 't vertalen is moeilijk!
Als er iets is waarmee ik - hoe dan ook - behulpzaam kan zijn dan graag!
De mosselsausen- zwart en wit- is niet anders dan dat die met verschillende kruiden toebereid worden, zoals b.v. ajam poetih en ajam koening bij de rijsttafel. Deze mosselen- sausen konden heel lang bewaard worden.
En dan nog iets (maar dit moet u als tussen haakjes beschouwen, en vooral ook niet als op enige wijze U te willen beïnvloeden, dat zou ik zelf ook niet willen hebben als ik vertaalde, wat toch in zekere zin in eigen vorm gieten is) ik ben eigen- lijk geen schrijfster, beheers dat ook niet geheel, en streef daar ook niet naar, ik wil vertellen, vertellen wat ik zie, of hoor, of voel, daarom probeer ik het altijd zo eenvoudig, zo geser- reerd mogelijk te zeggen, schiet daar naar mijn gevoelen nog in te kort. Misschien is het toch goed elkander daarin te verstaan.
Ik hoop van harte dat u het met plezier zult doen, en het niet een te grote kluif zult vinden!
Met hartelijke groeten
Uwe
Maria Dermoût-Ingerman.
Lieve Marita,
Hoelang is het geleden dat jij De tienduizend dingen van Maria Dermoût las? Deze brief gaat over die roman, een van mijn lievelingsboeken. Maria Dermoût schreef de brief aan haar vertaalster Irma Silzer. Net als Dermoût had Silzer lang in Indië gewoond. Zij wist hoe Indië was en die ‘ondergrond’ beviel Dermoût. Bovenaan de brief is een landschapskaartje getekend. Het is hier niet afgedrukt, dus vertel ik je wat er op staat. Wat als eerste opvalt is een grote donkere vlakte, woest ingekleurd, met golfjes: de zee. In de linkerbovenhoek een lichtgekleurde, grillige driehoek: de onderpunt van Ceram, het eiland waar toentertijd nog koppensnellers woonden. Van Ceram kwam ook het effen lichtgroene, iets gecraqueleerde bordje vandaan dat in De tienduizend dingen voorkomt en dat van kleur verschiet zodra het met ‘gif’ in aanraking komt. Rechts, in het midden van het kaartje, drijven, aan elkaar verbonden maar los van het vasteland, de twee schiereilanden. Het langgerekte Hitoe tegenover Ceram en het kortere waarop de hoofdstad ligt.
De tienduizend dingen (1955) speelt zich af op en rond die Molukse eilandengroep. Dermoût voelde blijkbaar dat Silzer de curieuze vorm van de eilanden voor ogen moest hebben om zich in te kunnen leven in haar werk. Zo'n landschapskaart is zelfs nuttig bij het lezen. Ruimte en plaats spelen een hoofdrol in Dermoûts verhalen en het beeld van die merkwaardig gevormde eilanden trekken je mee het verhaal in. Alle huizen, tuinen en wegen in haar werk verwijzen naar werkelijk bestaande plekken op de Molukken.
Vorig jaar zijn we naar de Molukse eilanden afgereisd. Een deel van mijn voorouders zijn Moluks en vanwege mijn achternaam wordt mij vaak gevraagd: ‘Ben je een Ambonees?’ In dat deel van Indonesië was ik nog nooit geweest. Nieuwsgierigheid naar ‘waar ik vandaan kom’ was een reisreden, maar het waren Indische auteurs als Beb Vuyk en vooral Maria Dermoût die me trokken.
Ik wilde het huis bezoeken waar de oude dame had gewoond, en ook weleens lopen op die weg waar de professor werd vermoord. En, hoewel ik mijn hart vasthield, wilde ik met eigen ogen de overblijfselen van het specerijperk, de ‘thuyn Kate-Kate’ zien: ‘...de tuin die haar terugtrok: over de buitenbaai naar de blauwe bewogenheid van de binnenbaai, naar zijn eigen diepe groene stilte... de tuin hield haar vast, kapselde haar langzaam in, liet haar de dingen zien... het altijd weer aanzwellende, weer wegebbende geruis van de kleine branding - geklots even tegen een rif op - de tuin Kleyntjes!
We zagen vele plaatsen, luisterden naar de ruisende binnenbaai en buitenbaai en vonden de landengte Passo: ‘dadelijk op de hoek, bij de overgang van buiten-naar binnenbaai, waar de baai op zijn smalst is, en op z'n diepst door de zuiging van het getij, wandelde op de kaap zo nu en dan een matroos, een jonge Portugese matroos, die - toen - hier - verdronk; hij had naar huis gewild; hij had zijn naam horen roepen in de verte, Martijn was zijn naam’.
En dan nog iets wat mij in die brief heeft getroffen. Het staat tussen haakjes, mag de vertaalster niet beïnvloeden, maar moest toch gezegd en ‘verstaan’: een vertelster is zij, geen schrijfster. Dermoût wilde haar lezers vertellen wat zij zag, hoorde, voelde in een andere tijd, het verzonken Indië, nog pas gisteren gebeurd. Geboren in Indië, groeide de schijfster op met de orale vertelkunst die onder Indonesiërs en Indo's ontwikkeld is. Zij schrijft spreektaal met veel herhalingen, pauzes, korte dialogen, parlando, stiltes, korte woorden en telkens afgebroken zinnen. Zij volgde de vertellers en vertelster uit haar jeugd na, maar niet klakkeloos. Ik vind haar vertelstijl verbluffend eigengereid. Ze ontwierp collages van overal vandaan gehaalde motieven en gebeurtenissen. Zij arrangeerde ontmoetingen tussen personages die uit de verbeelding kwamen aanwandelen en historische personen opgedoken uit de Ambonse geschiedschrijving. Verheven of banaal, fictie of echt gebeurd, Aziatisch of Europees, alles was bruikbaar om het door haar beleefde en geleefde Indië uit te beelden. Het resultaat is een eeuwig raadselachtige verbeeldingswereld. Is dat nostalgie?
Postkoloniale nostalgie staat in een kwade reuk. Tjalie Robinson, je kent hem wel, de onverdroten spreekbuis van de Indische gemeenschap (een echte brievenschijver!) vond Dermoûts verhalen ‘licht nostalgisch’. Hij hield van schrijven ‘met je vuisten’ en Leven. Hij vond haar werk teveel ‘mooipraterij’ en zijn in mannelijke termen gegoten voorkeur gaat langs het Leven in Indië zoals door Dermoût geleefd heen.
Dermoût zelf wierp tegen dat haar werk niet voortkwam uit ‘vertederd’ of ‘betreurend’ omzien. In 1952 werd haar gevraagd naar gegevens die zij ‘van betekenis’ achtte. Zij antwoordde: ‘tot het twaalfde jaar, en daarna van het zeventiende tot vijf-en-veertigste jaar (met korte onderbrekingen) in Indië geweest’. Dermoût kon niet anders dan schrijven over het ‘toen en daar’, omdat zij het allemaal nog zo duidelijk voor zich zag, dat ‘wonderlijk samenweefsel van een bepaalde tijd, een land, de mensen die erbij hoorden, landschappen, dieren, dingen, gebeurtenissen, verhalen er doorheen gevlochten’. Nostalgische literatuur sust, is reactionair en verbloemt. Nostalgie houdt het geweld en de onderdrukking van de lokale bevolking ver van de koloniale idylle, zegt men. In die betekenis is nostalgie geen passende term voor De tienduizend dingen. Het boek is wars van enige sentimentaliteit, het hoofdpersonage is een stuurse vrouw, de bladzijden staan vol dreiging, geweld, venijn, vergif en moord.
Lieve Marita, zelf schreef je onlangs De afwezigheid van het verleden, over de manier waarop in Nederland met het verleden omgegaan wordt. Misschien krijg je door deze brief zin om De tienduizend dingen nog eens te lezen. Dermoût stelt het verleden onherroepelijk aanwezig in het nu, vind ik.
Het ga je goed en dank, heel veel dank voor wat je gedaan hebt om de bijzondere leerstoel voor Indisch-Nederlandse literatuur en cultuur te installeren.
Amsterdam, augustus 2009
Pamela Pattynama