10 José Plug,
De WelEdelgeboren Heer den Heer W. Veder. s.s. Th. Cand. aan het Rechthuis te Loendersloot.
Amsterdam 12 Mei 1832
En niet buiten, zoo als
gij o dwaas! denkt.
Waarde Vriend!
Hoogst aangenaam was het mij, uit uwe letteren van 7 dezes te bespeuren, dat gij een verbeterd man wordt, niet alleen constant aan/in uwe liefde, maar ook in uwe vriendschap. Ik neem daarom ook het eerste rustige uurtje te baat, om u een antwoord te doen toekomen, met de betuiging er bij, dat het mij een waar genoegen strekken zal, indien het aanleiding geeft tot eene voortdurende correspondentie. Ik had u reeds half beschuldigd, mij vergeten te hebben: doch maak nu amende honorable. - Ik dacht namelijk, dat gij wel eens nu en dan hier te Amsterdam uwe Dulcinea zoudt komen opzoeken en mij alsdan een overgesnipperd uurtje schenken: doch gij kwaamt niet. - Thands nu ik bemerk, dat uwe beminde zich niet hier, maar te Loendersloot bevindt, besef ik de reden van uwe noncomparitie.
Ik besef al het genoegen, hetwelk gij tegenwoordig smaken moet; doch geloof tevens dat het wel noodzakelijk is verliefd te zijn, om zich met dit fraaie weer, de genoegens van het buitenleven te kunnen laten welgevallen. Hier in de stad zijn proh dolor! Al de kagchels reeds weggenomen, waarvan het liefelijke gevolg is, dat ik zit te bibberen en mijne hand van verkleumdheid naauw in staat is, de pen te houden, en dat mijn ondergescheidingsteeken waarmede gij den spot drijft zich meer dan ooit omkrult, in dezer voege.
Ik dank u [hier tekent Van Lennep een klein zelfportret]
voor al de
goede wenschen welke gij ten gevalle van mijn' zoon Willem bij die gelegenheid uitstort; dat arme kind heeft wel wat wenschen en opbeuring noodig; want het heeft sedert de kraamkamer nog geen gezond oogenblik gehad. Het kind ziet doodsbleek en uitteerend; doch de deskundigen zeggen dat het nog zeer wel kan blijven leven en opgroeien en alle profecyen vervullen. God geve het; maar ik zie het donker in.
Stuur mij uwe elegiën, of liever die van uwen Orkadischen neef, hoe eer hoe beter; want ik zit zonder lectuur, en word misschien veroordeeld tot een zesweekig confinement in eene warmgestookte kamer om daarin uitte zweeten de verfoeilijken humeuren perambulantes per corpus meum miserabile, en welke thands ut nosti, hunnen hoofdzetel in mijne tong hebben. Ik bedank u zeer voor uwen gracieusen wensch ten opzichte van die tong; denkt gij, dat ik, gezond zijnde niet evengoed rijmen zoude als met mijne kwalen? - Vehementer erras. Schrijven en wrijven doe ik, zoo ras ik maar en oogenblik leegen tijd heb en dat gaat thands vrij wel.
Den brief in het Journal de la Haye heb ik niet geschreven; maar zoo als ik hoor, zekere Gt. van Lennep, die referendaris is, of zoo iets. Ik beadem echter zeer het aldaar geplaatste en zoo gij, met uw broeder, Van de Linden en een paar dergelijke spreeuwen hier waart, zoude ik zeer geneigd zijn gezamenlijk een blad daar te stellen, waarin wij de nationale (god beter 't) winkelkraam ridiculiseerden.
Sedert ik dezen begonnen ben, ben ik door 10 of 12 visites gestoord geworden, zoodat ik niet weet, of er enige samenhang in is overgebleven. Ik was aangevangen met honderd zaken in 't hoofd die ik U wilde mededeelen; doch door al deze verhinderingen ben ik alles weder vergeten. Ik zal al dat fraaie dus voor eene volgende gelegenheid bewaren: ... (daar was weer een vent voor een premie voor een merrie...mijn hoofd loopt om:) mij schiet thands alleen over om u te verzoeken mijne eerbiedige groete aan uwe aanstaande te maken, en om die mijner Huisvrouw en kinderen voor uzelf aan te nemen.
Geloof mij steeds
TT
J. van Lennep en niet van Lennip. Indien gij mij weder met dien door ons geslacht verafschuwden naam noemt, wees dan verzekerd dat ik op het adres van mijn volgenden zet:
Aan den Heer Vider Junior
P.S. Apropos! Sedert wanneer is leeuw vrouwelijk? Gij maakt mij tot ridder der Nederl. Leeuw! - Proh deos immortales! - Lees Job IV.10 de brullinge des leeuws ende de stemme des fellen leeuws. Vd. Ook Siegenbeek in voce leeuw. - of Bilderdijk, si maris.